23776 |
kerstboom |
kerstboom:
körsbaum (L267p Maasbree)
|
Een kerstboom [krisboom]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23779 |
kerstkribbe |
kribbetje:
kribke (L267p Maasbree)
|
Een kerstkribbe [et kribche]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
22668 |
kerstlied |
kerstliedje:
køͅrslidjə (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree)
|
Een lied dat in de kersttijd veel gezonden wordt [leis, kerstliedje]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
22690 |
kerstliederen zingen |
kerstliedjes zingen:
køͅrslidjə zeŋə (L267p Maasbree)
|
Kerstliederen zingen [leisen]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
23242 |
kerstmis |
kerstmis:
körsmes (L267p Maasbree)
|
Kerstmis [Krismes, Kriësmes, Keersemes, Korsmes]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23770 |
kerstnacht |
kerstnacht:
körsnach (L267p Maasbree)
|
De nacht van 24 op 25 december waarin Christus geboorte herdacht wordt, kerstnacht [krisnach]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23775 |
kerststal |
kerststal:
körsstal (L267p Maasbree)
|
Een kerststal. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
22560 |
ketelmuziek maken |
de ezel aandrijven:
den ezel aandrieve (L267p Maasbree),
dən ēzəl āndrīvə (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree)
|
Het gebruik om een serenade met geïmproviseerde instrumenten te geven aan personen die openbare ergernis geven [tafelen]. [N 88 (1982)] || Het lawaai dat gemaakt wordt met potten, pannen, ketels etc. en dat bij wijze van volksjustitie gemaakt wordt voor de deur van personen die zich misdragen hebben in de ogen van hun dorpsgenoten [blekalbade, belmarkt]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
32783 |
kettingeg, weide-eg |
ketting[eg]:
kęteŋ[eg] (L267p Maasbree),
sleep:
[sleep] (L267p Maasbree)
|
De kettingeg bestaat uit een vier-, soms driehoekig raam of slechts uit een losse voor- en achterbalk, waartussen kettingen gespannen zijn. Aan deze kettingen zijn korte en lichte tanden bevestigd. Zie afb. 13 en 14. Met de kettingeg wordt voornamelijk licht werk verricht. Het bekendst is het gebruik als weide-eg. Men bewerkt de weide met de kettingeg om de grasmat luchtiger te maken, om mest te verspreiden en molshopen te slechten. Men kan de kettingeg ook gebruiken om gerooide en in panden gelegde suikerbieten van de aanklevende aarde te ontdoen. Soms wordt met de kettingeg ook akkerland bewerkt. Van enige termen aan het einde van het lemma vindt men de plaatselijke varianten in het lemma ´akkersleep, weidesleep´ vermeld. Voor ''eg'' en ''eg'' zie men de toelichting bij het lemma ''eg''. [JG 1a + 1b + 2c; A 13, 16b; A 40, 10; N 11, 72e + 71 add.; N 11A, 163a + 181f; N 14, 81 add.; N J, 10; N P, 18b; monogr.]
I-2
|
18894 |
keus |
keus:
de keus (L267p Maasbree),
keus (L267p Maasbree)
|
het kiezen, de mogelijkheid om te kiezen [keus, keur] [N 85 (1981)]
III-1-4
|