id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
26184 | kikkers | kikkers: kikkers (Maasbree) | De ijzeren of houten bekjes aan de voorzijde van de roede waaraan het zeil wordt vastgemaakt. In l 381 waren de kikkers van hout omdat de molen houten roeden had. [N O, 5d; A 42A, 69; N O, 5e] II-3 |
24309 | kikkervisje | jonge kwek: joonge kwek (Maasbree), koelemuiter: koelemoeter (Maasbree), muileskop: moeleskop (Maasbree) | kikkervisje [DC 09 (1940)], [DC 09 (1940)], [DC 17 (1949)] III-4-2 |
20308 | kind (algemene benaming) | kind: kink (Maasbree), wicht: wicht (Maasbree) | kind [DC 05 (1937)] III-2-2 |
20173 | kind (troetelnaam) | dribbeltje: druubelke (Maasbree), knobbeltje: knuubelke (Maasbree), snobbeltje: snuubelke (Maasbree) | het liefkozend woord van ouderen voor kinderen [doeleke, dooier, fies, kadolleken, zoeteken, krotte, schijtgat, drulleke, hummel, etc.] [N 87 (1981)] III-2-2 |
24011 | kindercommunie | kleine communie (<lat.): klein kômmunie (Maasbree) | Een kindercommunie [kingerkómmelejoeën]. [N 96D (1989)] III-3-3 |
23999 | kinderdoop | kinderdoop: kingerduip (Maasbree) | Een kinderdoop. [N 96D (1989)] III-3-3 |
21701 | kinderfiets | kinderfietsje: kingerfietske (Maasbree) | Hoe noemt u in uw dialect: een rijwiel waar kleine kinderen op rijden [N 99 (1991)] III-3-1 |
22691 | kinderfluitje | feep: van een roggehalm feep (Maasbree), fluitje: van hout van de vlierbesstruik fløͅtjɛ (Maasbree) | Allerlei namen voor kinderfluitjes; geef ook aan waarvan ze gemaakt zijn en hoe ze heten [nachtegaal, blaasje, feep, moemel, noen]. [N 90 (1982)] III-3-2 |
23567 | kinderkoor | kinderkoor: kingerkoeer (Maasbree) | Het kinderkoor, jongenskoor of knapenkoor, een zangkoor van kinderen uit de hoogste klassen van de lagere school. [N 96B (1989)] III-3-3 |
30867 | kinderleest | kinderleest: keŋǝrlęjst (Maasbree) | De leest voor kinderschoenen. Volgens de informant van Q 121c gaat het hier om de maten 18 tot en met 30. [N 60, 186a] II-10 |