e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasbree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
laarzenschacht schacht: schachte (Maasbree) Kent u het woord schacht (of schaft), wat betekent het, hoe spreekt u het uit? [N 60 (1973)] III-1-3
laarzeschacht bovenstuk: bōvǝstø̜k (Maasbree) Het gedeelte van de laars dat het been boven de voet omsluit. Volgens de informant van L 163a is een kamas een losse schacht op schoen of klomp. [N 60, 15b] II-10
laarzespie beenspie: bęjnspi (Maasbree) De spie die men slaat tussen de twee delen van een laarzebeen om dit te doen spannen. [N 60, 68b] II-10
laatste oordeel laatste oordeel: lètste oordeil (Maasbree) Het laatste oordeel. [N 96D (1989)] III-3-3
ladderbankje leiderbankje: lɛjǝrbɛŋkskǝ (Maasbree) Plankje met uitklapbare steun dat met behulp van haken aan de sporten van de ladder bevestigd kan worden. Op deze wijze ontstaat een horizontaal vlak waarop gereedschap kan worden gelegd of dat de basis kan vormen voor bijvoorbeeld een loopplank. [N 67, 63k] II-9
ladderschoen leiderschoen: lɛjǝrsxōn (Maasbree) Kunststof dop aan de onderzijde van de zijbalken van een ladder die verhindert dat de ladder in uitgeklapte toestand kan gaan schuiven. [N 67, 63n] II-9
lade tafellade: tōͅfəllāi̯ (Maasbree) tafella [DC 53a (1978)] III-2-1
lage herenschoen, molière molire (fr.): moljaere (Maasbree) Hoe noemt u in het algemeen een lage herenschoen met vetersluiting (moliäre?) [N 60 (1973)] III-1-3
lage, natte zandgrond broekgrond: brōkgroŋk (Maasbree) [N 27, 35; R 3, 5] I-8
lagenmaat lagenverdeling: lǭgǝvǝrdęjleŋ (Maasbree) De dikte van één baksteen plus één lintvoeg. Zie ook afb. 28 en 41. [N 31, 8a; N 31, 7c; monogr.] II-9