26438 |
ligger |
ligger:
ligger (L267p Maasbree)
|
De onderste, stilliggende molensteen. [N O, 17d; A 42A, 32; N D, 6; Sche 48; Vds 86; Jan 120; Coe 97; Grof 118; monogr.]
II-3
|
24485 |
liguster |
liguster:
Venlo e.o.
leguster (L267p Maasbree)
|
De liguster; een struik van 1-4 m hoogte met grauwe opgerichte takken, heeft witte bloemen en zware kogelvormige erwt-grote bessen; zeer bekend als haagplant (merekenspalm, theeboom, mondhout, heggesering). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
18831 |
lijden |
lijden:
lieje (L267p Maasbree),
līēje (L267p Maasbree),
verdragen:
verdraage (L267p Maasbree)
|
een onaangename toestand verduren [lijden, onderstaan] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20464 |
lijkbidder |
lijkbidder:
ter liek baejen; naaste buren
liekbaejers (L267p Maasbree)
|
lijkbidders; wordt het overlijden aangezegd door de naaste buren of door lijkbidders? Hoe heten deze (aanzeggers, aansprekers, groeveneugers, uitingstneugers, lijkers, enz.)? (duidelijk vermelden of deze naam op de buren of op de lijkbidders slaat) [VC 03 (1937)]
III-2-2
|
20254 |
lijkenhuisje |
lijkenhuisje:
liekehuuske (L267p Maasbree),
lijkhuisje:
liekhuuske (L267p Maasbree)
|
Het gebouwtje op of bij het kerkhof, waar de lijkbaar staat en waar men vroeger zo nodig een lijk tijdelijk onderbracht [lijkenhuisje, liek(e)huuske, dodenhuisje, doeëdehuus-je?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20186 |
lijkstro |
lijkstro:
meestal roggestro; na gebruik werd het verbrand
liekstroë (L267p Maasbree)
|
lijkstroo; Hoe noemt men dit lijkstroo (schoofstroo, reeuwstroo, enz.). Zij er bepaalde uitdrukkingen die hiermee verband houden (bv. hij komt van het bed op het stroo) [VC 03 (1937)]
III-2-2
|
20466 |
lijkwagen |
dodenkarretje:
doejekirka (L267p Maasbree)
|
de lijkwagen [doeëdewaan] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
20423 |
lijkweg |
kerkdijk:
kerkdiek (L267p Maasbree)
|
Benaming voor de speciale weg die naar de begraafplaats leidde? [VC 30 (1964)]
III-2-2
|
30612 |
lijmverf |
veegvaste muurverf:
vē̜x˲vastǝ mōrvɛrǝf (L267p Maasbree)
|
Verf die als bindmiddel lijm bevat. Wegens de oplosbaarheid van de lijm in water kan lijmverf slechts binnenshuis worden toegepast. Lijmverf werd in Q 121 gebruikt voor het schilderen van plafonds en het bovendeel van wanden in gangen en trappehuizen. De verf werd samengesteld uit luchtstofkrijt, water en beenderlijm. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [N 67, 22; div.]
II-9
|
22329 |
lijn waar het spel begint |
streep:
streep (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree)
|
De lijn waar bepaalde spelen beginnen [meet, mark, schreef, schram, erke, aanbrak, ambrok, lambrak, doodmeet]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|