e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasbree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
marmerglas gekleurd glas: gǝklø̄rt ˲glās (Maasbree) Dik, ondoorschijnend glas in verschillende kleuren dat onder meer wordt gebruikt voor toonbankbladen, wandbekleding, naamplaten, reclameplaten, wijzerplaten, etc. Volgens invullers uit Q 111 en Q 203 kon marmerglas in wit, groen, rood en zwart en dof en glanzend worden geleverd. [N 67, 89m] II-9
marmerklopper marmerklopper: marmǝrklǫpǝr (Maasbree) Tamponneerkwast voor het imiteren van sommige marmersoorten. De kwast bestaat uit een houten of zinken voetplaat waaraan rubber strookjes bevestigd zijn. De kwast wordt ook wel gebruikt bij de glaceertechniek, een versieringsmethode waarbij op een gedekte ondergrond een laag glaceersaus wordt aangebracht die vervolgens met de kwast wordt bewerkt. In Q 121 werd op deze wijze met de 'strener' een kronkelende beweging gemaakt waardoor in de glaceersaus een streperig motief ontstond. [N 67, 50] II-9
marmerpenseel marmerpenseel: marmǝrpɛnsēl (Maasbree) Smal penseel gebruikt bij het imiteren van marmer. [N 67, 39e] II-9
mars (wbd) kraam: kraom (Maasbree) de mand die een kramer op zijn rug heeft [mars, hot, holfrits] [N 89 (1982)] III-3-1
marter ulk: ellik (Maasbree), WLD  ellik (Maasbree) Hoe noemt u het slanke roofdiertje, geelbruin tot donkerbruin, met lange dekharen. De kop is spits met grote oorschelpen, het lichaam is lang en lenig. Het heeft een lange staart en korte poten; marter (fluwijn) [N 83 (1981)] III-4-2
masker mommegezicht: mommegezich (Maasbree, ... ), mommegezicht (Maasbree), mômmegezich (Maasbree) Een min of meer naar de vorm van het gezicht gemaakte bedekking die dient om dit onherkenbaar te maken of er een bepaalde gedaante aan te geven [mombakkes, mommegezicht, bambakkes, masker]. [N 88 (1982)] || masker [SGV (1914)] || Masker. III-3-2
masturberen (-) aftrekken: zich aäftrèkke (Maasbree), zich aftrekken: zich aäftrèkke (Maasbree) onanie plegen, zichzelf bevlekken [zn eige aftrekke, afspelen] [N 10C (1995)], [N 10C (zj)] III-2-2
matglas matglas: mat˲glās (Maasbree) Vensterglas dat op mechanische wijze ondoorzichtig is gemaakt. ø̄Vroeger geschiedde dit, door de ruit met amaril te schuren, of door haar te plaatsen in een om een horizontale as draaienden bak met grind, waardoor ze mat gekrast werd. Tegenwoordig wordt hiervoor de zandstraalmachine gebruikt (Zwiers II, pag. 70). [N 67, 89d] II-9
mathaak pik: pek (Maasbree) Doorgaans licht gebogen ijzeren tand aan een houten steel, die bij het maaien met de zicht gebruikt wordt om het graan bij het eigenlijke inkappen op te tillen en om het afgeslagen graan bij elkaar te trekken. In de volgende plaatsen geen specifieke benaming bekend: L 316, 317, 355, 356, 358, 363, 365, 366, 368, 413. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [zicht]- zie het lemma ''zicht'' (4.3.1). Vergelijk ook de betekeniskaart 30 bij het lemma ''zicht'' (4.3.1) voor de geografische uitbreiding van pik in de betekenis "zicht" naast die van pik in de betekenis "mathaak". Zie afbeelding 5. [N 18, 72 en 73; JG 1a, 1b, 2c; A 14, 10; L 45, 10; R 3, 66; Gwn 7, 5; monogr.; add. uit N 11, 88; N 15, 16c en 16g; A 4, 28; A 23, 16.2; L 20, 28; Lu 1, 16.2] I-4
matsen samenspannen: samespanne (Maasbree) In het voordeel van een ander spelen, met een andere speler samenspelen [materen, opeenspelen, opspannen]. [N 88 (1982)] III-3-2