e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasbree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
meerderjarig meerjarig: mîërjaorig (Maasbree), mondig: mundig (Maasbree, ... ) meerderjarig; de leeftijd bereikt hebbend dat men in rechten zelfstandig kan optreden [meerderjarig, mondig] [N 86 (1981)] || mondig [SGV (1914)] III-2-2
meerstemmige mis muziekmis: muziekmes (Maasbree) Een meerstemmige mis, muziekmis. [N 96B (1989)] III-3-3
meester meester: meĕster (Maasbree), meister (Maasbree), mèster (Maasbree), mɛstər (Maasbree) (school)meester [RND] || meester [SGV (1914)] || onderwijzer; Hoe werd voor de 2e Wereldoorlog een onderwijzer van de lagere school genoemd? [DC 48 (1973)] III-3-1
meesterknecht meestergezel: męstǝrgǝzɛl (Maasbree) De eerste knecht of onderbaas. [N 60, 217d] II-10
meetje steken perkje gooien: perkske gojje (Maasbree) Het spel waarbij men centen werpt in een bepaald vak [meetje steken, mitjezzen, flikken]. [N 88 (1982)] III-3-2
meevaller bijval: beejval (Maasbree), tref: ⁄nne tref (Maasbree) een voordeel dat bij toeval verkregen wordt [trek, roef, roefel, brentje, hasard, bijval] [N 89 (1982)] III-3-1
mei meiboom: meibaum (Maasbree) De tak, struik of vlag die geplaatst wordt op huizen in aanbouw. [N 88 (1982)] III-3-2
meiboom meiboom: męjbǫwm (Maasbree) Versierde tak, kleine boom of vlag die op de nok van een onderdak gebracht huis wordt geplaatst. [N 88, 183; monogr.] II-9
meid, dienstmeid dienstbode: dinstbō (Maasbree), maagd: max (Maasbree), māxt (Maasbree) Meid is een noordelijke vorm, een samentrekking uit maged, maagd. Kok en keukense slaan op de keukenmeid. Dienstbode is een expansie uit de (Noord-)Nederlandse standaardtaal. [L 1, a-m; L 1u, 156; L 38, 10; RND 118; R 12, 30; S 6 en 23; Wi 6; monogr.] I-6
meidoorn doornheg: -  deurhege (Maasbree), haagdoorn: haagdore (Maasbree) haagdoorn [SGV (1914)] || meidoorn [DC 13 (1945)] III-4-3