34013 |
naar links |
haar:
hār (L267p Maasbree)
|
Voermansroep om het paard naar links te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95 c, 95d en 96; L 1 a-m; L B 2, 255; L 26, 2; L 36, 81c; S 12; monogr.]
I-10
|
34014 |
naar rechts |
hot:
hǫt (L267p Maasbree)
|
Voermansroep om het paard naar rechts te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95a en 96; L 1 a-m; L B 2, 256; L 26, 2; L 36, 81d; S 12; monogr.]
I-10
|
21816 |
nabootsen |
nadoen:
naodoon (L267p Maasbree)
|
iemands stemgeluid imiteren [nabootsen, papegaaien] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21843 |
nachtbraken |
nachtbraken:
nachtbrake (L267p Maasbree),
nachtravelen:
nachravele (L267p Maasbree)
|
tot diep in de nacht uitgaan, nachtbraken [zwabberen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
24213 |
nachtegaal |
nachtegaal:
nachtegaal (L267p Maasbree)
|
nachtegaal [SGV (1914)]
III-4-1
|
23772 |
nachtmis |
nachtmis:
nachmes (L267p Maasbree)
|
De mis die snachts wordt gedaan, nachtmis. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
24394 |
nachtvlinder |
nachtvlinder:
nachtvlinder (L267p Maasbree)
|
nachtuiltje, nachtvlinder [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
24214 |
nachtzwaluw |
nachtzwalg:
nachzjwalg (L267p Maasbree)
|
nachtzwaluw
III-4-1
|
18937 |
nadeel |
nadeel:
naodeil (L267p Maasbree),
noadeil (L267p Maasbree),
schade:
schaai (L267p Maasbree),
schaaj (L267p Maasbree)
|
het nadeel dat voor iemand uit een gebeurtenis of handeling voortvloeit [schade, schaai, scha, nadeel] [N 85 (1981)] || nadeel [SGV (1914)]
III-1-4
|
20138 |
nageboorte |
nageboorte:
naogeboorte (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree)
|
menselijke nageboorte [N 10C (zj)] || nageboorte van de mens; hoe noemde men vroeger - -? [DC 33 (1961)]
III-2-2
|