33293 |
oot, wilde haver |
evene:
ēvǝnǝ (L267p Maasbree),
valse haver:
valse haver (L267p Maasbree)
|
Avena fatua L. Een vrij algemeen voorkomend lastig onkruid op bouwland, in korenvelden en wegbermen, dat er haverachtig uitziet met een wijde, pluimvormige aar. Het bloeit van juni tot augustus. De lengte varieert van 60 tot 120 cm. Vergelijk lemma Evene in WLD.I, afl. 4. [A 30, 2; A 60A, 81; L 49, 2; monogr.; add. uit JG 1a, 1b]
I-5
|
23198 |
op bedevaart gaan |
op bedevaart gaan:
op baevert gaon (L267p Maasbree),
te bedevaart gaan:
te baevert gaon (L267p Maasbree)
|
Bedevaart doen [ne gank doon]. [N 06 (1960)] || Een bedevaart doen, op bedevaart gaan [beewegen, beevaarden, bèèverte]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
17935 |
op de loop gaan |
lopen gaan:
gaon laope (L267p Maasbree),
op de loop gaan:
op de luip goan (L267p Maasbree),
oppe luip gaon (L267p Maasbree)
|
op de loop gaan [SGV (1914)] || vluchten: Op de loop gaan (biezen, vluchten, vlieden). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
22460 |
op kraamvisite gaan |
op beschuit gaan:
op beschuut gaon (L267p Maasbree)
|
Op kraamvisite gaan [met de krommen arm gaan, met de kromme slip gaan, op de suikerbeschuit gaan]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
23675 |
op retraite gaan |
op retraite (fr.) gaan:
op retraite gaon (L267p Maasbree)
|
In retraite gaan, in retraite zijn. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
32920 |
op rijen zetten |
bijeenharken:
bīęi̯nhęrkǝ (L267p Maasbree)
|
Het uitgespreide gras dat de eerste droging heeft ondergaan bijeenwerken tot rijen of langwerpige heuveltjes. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi of gras. Wanneer het resultaat van de handeling, i.c. de rij, in het woordtype voorkomt, wordt steeds door middel van (...) verwezen naar de woordtypen van het lemma ''rij, wiers''. Om de vergelijking te vergemakkelijken is in dit lemma dezelfde volgorde van woordtypen of afleidingen daarvan aangehouden als in het lemma ''rij, wiers''. Achter in het lemma staan dan de werkwoorden bijeen die geen formeel verband met de benamingen voor de rij hebben. De kaart bevat de denominatieven van de heteroniemen voor rij, wiers en de werkwoordelijke uitdrukkingen met die heteroniemen, ook geordend zoals in het lemma ''rij, wiers''. [N 14, 100; JG 1b, 1c, 2c; A 10, 18; L 38, 36; monogr.]
I-3
|
22368 |
op stelten lopen |
op stelten lopen:
op stelte loupe (L267p Maasbree),
steltlopen:
steltloupe (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree)
|
Op stelten lopen [stelten]. [N 88 (1982)] || stelten [op ~ loopen] [SGV (1914)]
III-3-2
|
17913 |
opbergen |
opbergen:
opbege (L267p Maasbree)
|
opbergen [DC 38 (1964)]
III-1-2
|
21880 |
opbrengst |
opbrengst:
opbrings (L267p Maasbree),
winst:
wins (L267p Maasbree)
|
dat wat iets bij verkoping oplevert, de opbrengst [schoor, winst] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
17897 |
opeenschuiven |
stroppen:
struipe (L267p Maasbree)
|
stroppen: Op elkaar schuiven (stroppen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|