23788 |
palmtakjes plaatsen |
korenpalmen:
korepalme (L267p Maasbree)
|
Het gebruik om palmtakjes te plaatsen a. in huis, b. in de stallen en in de schuur, c. in de moestuin, d. op de akkers, e. op het graf van een dierbare overledene [korenpalmen, pejmke sjtèke]. Geef met a, b, c, d, e aan waar. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23786 |
palmwijding |
palmwijden:
pallemwieje (L267p Maasbree)
|
De palmwijding op Palmzondag. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23785 |
palmzondag |
palmzondag:
pallemzonnig (L267p Maasbree)
|
De zondag vóór Pasen, Palm-/Palmenzondag. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
22842 |
pandverbeuren |
pandverbeuren:
pandverböre (L267p Maasbree)
|
pandverbeuren [SGV (1914)]
III-3-2
|
19434 |
pannen schuren |
schuren:
sxōrə (L267p Maasbree),
sxōͅrə (L267p Maasbree)
|
metaal met behulp van water en zand of andere schurende middelen vlekvrij en glanzend maken [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
30474 |
pannenstrijker |
pannenlekker:
panǝlɛkǝr (L267p Maasbree)
|
Smalle, lange troffel die wordt gebuikt om specie tussen de pannen te strijken. Zie ook afb. 77. [N 30, 8d; monogr.]
II-9
|
30473 |
pannentang |
nijptang:
nīptaŋ (L267p Maasbree)
|
Lange nijptang waarmee de dakdekker stukken van pannen afknipt wanneer ze aan het ondereinde een schuine richting moeten hebben. Zie ook afb. 76. [N 30, 17; monogr.]
II-9
|
18295 |
pantoffel |
pantoffel:
pantoefels (L267p Maasbree),
pantoeffels (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree)
|
Hoe noemt men de pantoffels? [DC 09 (1940)] || Pantoffel. Thuis dragen veel mensen in plaats van schoenen pantoffels of muilen. De eerste hebben wel, de andere geen opstaande achterkant. Hoe noemt men in uw dialect die met een opstaande achterkant? [DC 44 (1969)] || Schoeisel met laag bovenwerk (meestal zonder of met weinig hak) dat men gemakkelijk aan- en uitschiet, om in huis te dragen (pantoffel?) [N 60 (1973)]
III-1-3
|
20057 |
pantoffeltje |
pantoffeltje:
-
pantufelkes (L267p Maasbree)
|
Pantoffeltje (calceolaria officinale). De twee meeldraden zijn beweegbaar, ongeveer als bij salie. Bladeren tegenoverstaand of verspreid, de onderste samengesteld, de bovenste alleen meer of minder ingesneden; de bladrand is dubbel gezaagd. De zwavelgele [DC 60a (1985)]
III-2-1
|
20558 |
pap |
pap:
pap (L267p Maasbree)
|
brij [SGV (1914)]
III-2-3
|