26528 |
pashamer |
vuisthamer:
vuisthamer (L267p Maasbree)
|
De houten of ijzeren hamer waarmee de paswiggen worden vastgezet. In dit lemma is een onderverdeling gemaakt in a) de hamers die specifiek voor het vastzetten van de paswiggen worden gebruikt, en b) hamers die ook bij andere ambachten gangbaar zijn. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛpaswiggenɛ.' [N O, 23m; A 42A, 29; Vds 235]
II-3
|
21202 |
paspoort |
pas:
pas (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree)
|
het bewijs van identiteit en toestemming om in het buitenland te mogen reizen [paspoort, pas] [N 90 (1982)] || het identiteitsbewijs door de regering aan een onderdaan verstrekt met het oog op een reis naar het buitenland [paspoort, pas] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
30933 |
pasrozet |
sluitroosje:
sluǝtryǝskǝ (L267p Maasbree)
|
Ingezet stukje leer op de wreef van een zetlaars zodat deze passend gemaakt wordt. Volgens de informant van L 293 wordt deze pasrozet ter versterking gebruikt. [N 60, 34b]
II-10
|
18500 |
pasrozet [wld ii.10, p. 28] |
sluitroosje:
sloëtruüske (L267p Maasbree)
|
Een ingezet stukje leer op de wreef van een zetlaars om deze passend te maken? (roset)? [N 60 (1973)]
III-1-3
|
18183 |
passen |
passen:
passe (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree)
|
nauwkeurig sluiten, goed staan, gezegd van kleding [passen] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
23784 |
passiezondag |
passiezondag:
passiezonnig (L267p Maasbree)
|
De vijfde zondag van de vasten, de voorlaatste zondag vóór Pasen. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23237 |
pastoor |
pastoor (<lat.):
pöstoer (L267p Maasbree),
pəstuər (L267p Maasbree)
|
Een pastoor, het geestelijk hoofd van een parochie [pestoeër]. [N 96D (1989)] || pastoor [RND]
III-3-3
|
23236 |
pastorie |
pastorie:
pasterīē (L267p Maasbree),
pastorie (L267p Maasbree)
|
Het woonhuis van de pastoor, pastorie. [N 96D (1989)] || pastorie [SGV (1914)]
III-3-3
|
20685 |
patates frites |
friet:
friet (L267p Maasbree)
|
de staafjes aardappel die in vet gebakken en ook wel in zakjes verkocht worden? [DC 46 (1971)]
III-2-3
|
23542 |
pateen |
pateen (<fr.):
pateen (L267p Maasbree)
|
De pateen, gouden schaaltje op de kelk [patieën?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|