e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasbree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pensteen pinsteen: pinsteen (Maasbree) De steen op de penbalk waarin het achtereinde van de molenas en in het bijzonder de daaraan bevestigde ijzeren pin, de taats, draait. De pensteen is in het algemeen uit een harde steensoort vervaardigd en kent een halfcilindervormige uitsparing. Zie ook afb. 47 en 48. [N O, 29a; A 42A, 88] II-3
periode van de ijsheiligen ijsheiligen: iesheilige (Maasbree) De periode van de ijsheiligen, 11-14 mei; op deze dagen kan het zeer koud zijn. [N 88 (1982)] III-3-2
persen persen: porse (Maasbree) persen [SGV (1914)] III-1-2
persoon met een lastig karakter neetnek: Vraag 383 is dubbel (dus 2 x 97 moet nog worden opgesplitst in twee lemmata: "persoon met een lastig karakter"; "een niet gemakkelijk, lastig karakter hebbend  neetnek (Maasbree) een lastig moeilijk karakter hebbend [niepoter, nietprut, kummelij] [N 85 (1981)] III-1-4
perzik peers: peers (Maasbree) perzik [SGV (1914)] I-7
perzikkruid perzikkruid: pɛrzekkrut (Maasbree), -  perzikkroet (Maasbree), reuts: eigen spellingsysteem  rits (Maasbree) perzikkruid [DC 60a (1985)] || Perzikkruid (polygonum persicaria 20 tot 90 cm hoog. De stengels hebben een vliezig kokertje (tuitje) boven de knopen, de stengels zijn behaard en vaak roodachtig; de bladeren zijn lancetvormig en meestal met een zwarte vlek; de bloemen groeien in dicht [N 92 (1982)] || Polygonum persicaria L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in tuinen en wegbermen met zeer kleine roze bloempjes in de vorm van een aar, lancetvormige bladen met een zwarte vlek en roze-rode stengels. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 20 tot 100 cm. Voor weie (wilgen) zie ook de toelichting bij het lemma Hanepoot. [JG 1b, 1c, 2c; A 60A, 56] I-5, III-4-3
pet: algemeen muts: möts (Maasbree, ... ) Hoe noemt men de pet, die bij het werk gedragen wordt? Welken vorm heeft deze? Indien geen pet, maar een muts door de mannen wordt gedragen, hoe noemt men deze dan? Welken vorm heeft ze? [DC 09 (1940)] || pet [SGV (1914)] III-1-3
petekind petekind: paetekink (Maasbree) een petekind [patekink] [N 96D (1989)] III-2-2
peterselie peterselie: pitterselie (Maasbree) [DC 69 (1994)] I-7
petje klepmuts: klɛpmø̜ts (Maasbree), pet: pɛt (Maasbree) [N 67, 100d] II-9