17992 |
pijnscheut |
pijn in de zij:
[0 - pijn in zijde: gn.lm.]
pien in de zie (L267p Maasbree)
|
Een steek in de zij? ( is vaak het gevolg van hardlopen) [DC 60 (1985)]
III-1-2
|
17794 |
pijpenkrul |
pijpenlok:
piepelok (L267p Maasbree),
piepelokke (L267p Maasbree)
|
spiraalvormige haarkrul [pijpekrul, papillot, paviljot] [N 86 (1981)]
III-1-1
|
30050 |
piketten |
piketten:
pikɛtǝ (L267p Maasbree)
|
De houten palen die men gebruikt bij het uitzetten van een te bouwen huis. Piketten hebben doorgaans een lengte van 70 tot 80 cm. Zie voor de woordtypen 'metskluppelen' en 'korteling' ook het lemma 'Korteling'. [N 30, 24b]
II-9
|
33033 |
pikkeling, zwad met een slag afgepikt |
slag:
slāx (L267p Maasbree)
|
Hoeveelheid graan die men met één slag afpikt; vergelijk het lemma ''zwad, houw'' (3.1.4) in aflevering I.3. De enqu√™tes van Goossens hebben voor dit begrip niet veel opgaven opgeleverd; de vraag uit N 15, 16 levert slechts indirect materiaal op voor het begrip "pikkeling". Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf.' [A 23, 16.1a; L 48, 34.1a; Lu 1, 16.1a; Lu 2, 34.1a; monogr.; add. uit N 15, 16e; JG 1a, 1b, 1c, 2c]
I-4
|
23376 |
pilaar |
pilaar:
pilaer (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree)
|
Een pilaar, de pilaren [pielder(s), pilèèr(e)?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
24225 |
pimpelmees |
blauwmusje:
blauwmùske (L267p Maasbree)
|
Hoe heet de pimpelmees? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
31097 |
pingat |
balgat:
balgāt (L267p Maasbree),
hakgat:
hakgāt (L267p Maasbree),
voorgat:
vø̄rgāt (L267p Maasbree)
|
Elk van de drie spleetvormige openingen in de leestplaat. [N 60, 189c]
II-10
|
17670 |
pink |
pink:
pink (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree)
|
Pink, de vijfde, kleinste vinger (pinkel, pinker, pink, petieter, piepzakje). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
24881 |
pinksterbloem |
pinksterbloem:
peŋkstǝrblōm (L267p Maasbree),
-
pinksterbloom (L267p Maasbree)
|
Cardamine pratensis L. Een algemeen voorkomend, veldkersachtig plantje in graslanden, bermen en aan waterkanten met witte tot vaag lilagekleurde kruisbloempjes in trossen op een hol stengeltje en dun blad dicht bij de grond. Het bloeit van april tot juni en varieert in hoogte van 15 tot 50 cm. Niet te verwarren met de (echte) koekoeksbloem (Lychnis flos-cuculi L.; zie het lemma Echte Koekoeksbloem), die op dezelfde plaatsen groeit, maar roze-rode bloempjes heeft met gespleten kroonbladeren. Kroenekraan is de plaastelijke benaming van de kraanvogel. [N 37, 16f; A 17, 3; A 49B, 3; monogr.] || pinksterbloem [DC 17 (1949)]
I-5, III-4-3
|
23287 |
pinksteren |
pinksten:
pinkste (L267p Maasbree),
pinksteren:
pinkstere (L267p Maasbree)
|
Pinksteren [SGV (1914)] || Pinksteren, de vijftigste dag na Pasen [Sinksen, Pinkste]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|