30929 |
rekker |
rekker:
rɛkǝr (L267p Maasbree)
|
De elastieken reep aan beide zijden van de elastiekbottine die vooral dient om het aantrekken te vergemakkelijken. [N 60, 206d]
II-10
|
21740 |
rekruut |
rekruut:
rekruut (L267p Maasbree),
rècruut (L267p Maasbree)
|
een soldaat die net in dienst is [rekruut, groentje, schacht] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
30995 |
rektang |
platte zwiktang:
platǝ zwektaŋ (L267p Maasbree)
|
De tang waarmee men overhaalt. Ook gebruikte men deze tang om het leer, meteen na het weken, flink uit te rekken om er de meeste rek uit te halen. Zie afb. 38. [N 60, 83b; N 60, 96a]
II-10
|
23403 |
relikwie |
relikwien:
relekwiee (L267p Maasbree),
rillekwieen (L267p Maasbree)
|
De vereerde overblijfselen van heiligen of zaken die met Christus, Maria of een heilige in aanraking zijn geweest, relieken, relikwieën. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23404 |
relikwiekastje |
reliekschrijn:
rilliekschrien (L267p Maasbree)
|
Het kastje waarin relikwieën bewaard worden, reliekschrijn. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
21358 |
rente |
interest:
intrest (L267p Maasbree)
|
rente [SGV (1914)]
III-3-1
|
21359 |
rentenier |
rentenier:
rinteneer (L267p Maasbree)
|
rentenier [SGV (1914)]
III-3-1
|
21892 |
rentenieren |
rentenieren:
rentenere (L267p Maasbree),
rentenére (L267p Maasbree)
|
leven van de inkomsten van je goederen of kapitaal [heren, rentenieren] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21360 |
rentmeester |
rentmeester:
rintmĕster (L267p Maasbree)
|
rentmeester [SGV (1914)]
III-3-1
|
31124 |
reparatie |
reparatie:
repǝrāsi (L267p Maasbree)
|
Het repareren van schoenen. Met kan met reparatie ook bedoelen schoenen die gerepareerd moeten worden. [N 60, 231c]
II-10
|