e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasbree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rododendron rododendron: rododéndron (Maasbree) [DC 76 (2002)] I-7
roede pezerik: pezerik (Maasbree), roe(de): roe (Maasbree) een aantal takjes tot een bosje bij elkaar gebonden als strafwerktuig [roe, gips, gisp, roei] [N 90 (1982)] || Mannelijk geslachtsdeel. [N 76, 14; monogr.] I-12, III-3-1
roedegaten assekopgaten: assekopgaten (Maasbree) De twee gaten in de askop waarin de roeden worden bevestigd. Zie ook afb. 45. [N O, 10c; A 42A, 75] II-3
roefelen bijraffelen: bę̄jrafǝlǝ (Maasbree) Het bewerken van de hak en de hakrand met behulp van een roefelkei. [N 60, 133b] II-10
roefelkei leksteen: lɛkstęjn (Maasbree) Een gladde kei of kiezelsteen waarmee men met kracht het zwartsel in het leer wrijft. [N 60, 133a] II-10
roeien roeien: roeie (Maasbree) door middel van roeiriemen een vaartuig voortbewegen [roeien, riemen] [N 90 (1982)] III-3-1
roek ravel: raavel (Maasbree), roek: roek (Maasbree) Hoe heet de roek? [DC 06 (1938)] || roek III-4-1
roekoeën koeren: Algemene opmerking: deze vragenlijst is heel slecht ingevuld!  koere (Maasbree) Hoe noemt men het geluid dat de duiven maken - de/het ....... bijv. de duiven zijn aan het ......... [N 93 (1983)] III-3-2
roep- en lokwoord voor de eend eend: ɛŋ (Maasbree) [L 18, 2; L B2, 259b; GV 2, 2k; VC 14, 2r -r-; Vld.; N 19, 74, Q 111 add.; A 6, Q 36 add.; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor de gans gans: gǭs (Maasbree), gans, gans: gǭs, gǭs (Maasbree) Naast het roepen van namen kan men de ganzen ook lokken door met de tong te klakken of te fluiten. [VC 14, 2p -r-; L 47, 9d; A 6, 6] I-12