24562 |
rododendron |
rododendron:
rododéndron (L267p Maasbree)
|
[DC 76 (2002)]
I-7
|
21733 |
roede |
pezerik:
pezerik (L267p Maasbree),
roe(de):
roe (L267p Maasbree)
|
een aantal takjes tot een bosje bij elkaar gebonden als strafwerktuig [roe, gips, gisp, roei] [N 90 (1982)] || Mannelijk geslachtsdeel. [N 76, 14; monogr.]
I-12, III-3-1
|
26218 |
roedegaten |
assekopgaten:
assekopgaten (L267p Maasbree)
|
De twee gaten in de askop waarin de roeden worden bevestigd. Zie ook afb. 45. [N O, 10c; A 42A, 75]
II-3
|
31067 |
roefelen |
bijraffelen:
bę̄jrafǝlǝ (L267p Maasbree)
|
Het bewerken van de hak en de hakrand met behulp van een roefelkei. [N 60, 133b]
II-10
|
31066 |
roefelkei |
leksteen:
lɛkstęjn (L267p Maasbree)
|
Een gladde kei of kiezelsteen waarmee men met kracht het zwartsel in het leer wrijft. [N 60, 133a]
II-10
|
21183 |
roeien |
roeien:
roeie (L267p Maasbree)
|
door middel van roeiriemen een vaartuig voortbewegen [roeien, riemen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24235 |
roek |
ravel:
raavel (L267p Maasbree),
roek:
roek (L267p Maasbree)
|
Hoe heet de roek? [DC 06 (1938)] || roek
III-4-1
|
21938 |
roekoeën |
koeren:
Algemene opmerking: deze vragenlijst is heel slecht ingevuld!
koere (L267p Maasbree)
|
Hoe noemt men het geluid dat de duiven maken - de/het ....... bijv. de duiven zijn aan het ......... [N 93 (1983)]
III-3-2
|
34546 |
roep- en lokwoord voor de eend |
eend:
ɛŋ (L267p Maasbree)
|
[L 18, 2; L B2, 259b; GV 2, 2k; VC 14, 2r -r-; Vld.; N 19, 74, Q 111 add.; A 6, Q 36 add.; monogr.]
I-12
|
34552 |
roep- en lokwoord voor de gans |
gans:
gǭs (L267p Maasbree),
gans, gans:
gǭs, gǭs (L267p Maasbree)
|
Naast het roepen van namen kan men de ganzen ook lokken door met de tong te klakken of te fluiten. [VC 14, 2p -r-; L 47, 9d; A 6, 6]
I-12
|