20537 |
roosteren |
roosteren:
ruüstere (L267p Maasbree),
rūūstere (L267p Maasbree)
|
roosteren; Hoe noemt U: Op een rooster braden (roosteren, horsen, hersen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
30662 |
roostertje |
druiprooster:
drȳprȳstǝr (L267p Maasbree)
|
Afdruiproostertje op het verfbakje dat wordt gebruikt om de verf regelmatig over de verfrol te verdelen. [N 67, 46c]
II-9
|
20955 |
rot |
rot:
Venlo e.o.
rot (L267p Maasbree),
WLD
rot (L267p Maasbree)
|
Rot, gezegd van fruit (rotterig, rotsig, rot, meluw). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
33534 |
rot, van fruit |
rot:
Venlo e.o.
rot (L267p Maasbree),
WLD
rot (L267p Maasbree)
|
Rot, gezegd van fruit (rotterig, rotsig, rot, meluw). [N 82 (1981)]
I-7
|
20896 |
rotten |
rotten:
Venlo e.o.
rotte (L267p Maasbree),
verfronselen:
Venlo e.o.
verfrunsele (L267p Maasbree),
verschrompelen:
WLD
verschrompele (L267p Maasbree)
|
Rotten en verschrompelen van appels (slijten, uitdrogen, verrompelen, rotte, verfronselen, verslijten, verrimpelen). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
33583 |
rotten, van fruit |
rotten:
Venlo e.o.
rotte (L267p Maasbree),
verfrunselen:
Venlo e.o.
verfrunsele (L267p Maasbree),
verschrompelen:
WLD
verschrompele (L267p Maasbree)
|
Rotten en verschrompelen van appels (slijten, uitdrogen, verrompelen, rotte, verfronselen, verslijten, verrimpelen). [N 82 (1981)]
I-7
|
31060 |
roulette |
kantenmolentje:
kaŋktǝmø̜lkǝ (L267p Maasbree)
|
Instrument, bestaande uit een al of niet afgeschuind tandwieltje op een asje gemonteerd, waarmee men een sierkarteltje maakt op de zijkant van de hak of de zool. Zie afb. 59. [N 60, 125]
II-10
|
24066 |
rouw dragen |
rouw dragen:
rouw drage (L267p Maasbree)
|
Rouw dragen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20421 |
rouwbrief |
rouwbrief:
rouwbrief (L267p Maasbree)
|
De rouwbrief. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24065 |
rouwkrans |
krans:
krans (L267p Maasbree)
|
De krans die op de kist wordt gelegd [krants]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|