e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasbree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ruw uitsnijden op staal snijden: (het leer wordt) op stǭl gǝsnejǝ (Maasbree) Op het oog een zool uitsnijden. [N 60, 94] II-10
ruw, hard ruw: roow (Maasbree), rōw (Maasbree) ruw [SGV (1914)] || zonder fijn gevoel, hard [rouw, ruw] [N 87 (1981)] III-3-1
ruw, ruig ruw: rōw (Maasbree, ... ) ruig [SGV (1914)] || ruw [SGV (1914)] III-4-4
ruwe stenen zonnebakkers: zǫnǝbɛkǝrs (Maasbree) In de zon gedroogde, maar nog niet gebakken stenen. In de zon gedroogde stenen werden soms gebruikt voor binnenmuren. Voorwaarde was dat ze niet met water in aanraking kwamen. Volgens de invuller uit Q 83 waren de stenen voldoende gedroogd, wanneer zij wit uitsloegen. Men zei dan: de stenen zijn wit (d\ stēn zen wet). [N 30, 53c; N 98, 107; N 98, 164; monogr.; S 37 add.; N 31, 14 add.] II-8
ruzie herrie: herrie (Maasbree), ruzing: rūūzing (Maasbree) een luidruchtige woordenstrijd, onenigheid die door praten of schreeuwen tot uitdrukking komt [ruzie, ravelleke, poepelderij, kadij, twist, ruzing, kerwel, actie, piekenpoek] [N 85 (1981)] III-3-1
ruzie maken ruzin: ruzië (Maasbree), ruzing maken: rúzing máke (Maasbree) ruzie maken [kakelen, puken] [N 85 (1981)] III-3-1
sacramentsaltaar sacramentsaltaar: sakkramentsaltaor (Maasbree) Het sacramentsaltaar (in grote kerken), een afzonderlijk altaar waarop zich het tabernakel met de H. Hosties bevindt. [N 96A (1989)] III-3-3
sacramentsdag sacramentsdag: sakkermentsdaag (Maasbree) Donderdag na de eerste zondag na Pinksteren, Sacramentsdag [papkêrremes, Vroonlaichnaam]. [N 96C (1989)] III-3-3
sacramentsprocessie grote processie (<lat.): groëte pörsessie (Maasbree), sacramentsprocessie (<lat.): sakkermentspörsessie (Maasbree) De processie die op Sacramentsdag wordt gehouden: Sacramentsprocessie, grote processie. [N 96C (1989)] III-3-3
sacristie gerfkamer: gerfkamer (Maasbree), sacristie: sacristie (Maasbree), sakkristie (Maasbree) gerfkamer [SGV (1914)] || Het tegen de kerk aangebouwde vertrek of gebouwtje, waar de priester en de dienaren zich voor de dienst gereedmaken [gerfkamer, sakristij, sacristie?]. [N 96A (1989)] III-3-3