31010 |
ruw uitsnijden |
op staal snijden:
(het leer wordt) op stǭl gǝsnejǝ (L267p Maasbree)
|
Op het oog een zool uitsnijden. [N 60, 94]
II-10
|
21364 |
ruw, hard |
ruw:
roow (L267p Maasbree),
rōw (L267p Maasbree)
|
ruw [SGV (1914)] || zonder fijn gevoel, hard [rouw, ruw] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
25042 |
ruw, ruig |
ruw:
rōw (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree)
|
ruig [SGV (1914)] || ruw [SGV (1914)]
III-4-4
|
29731 |
ruwe stenen |
zonnebakkers:
zǫnǝbɛkǝrs (L267p Maasbree)
|
In de zon gedroogde, maar nog niet gebakken stenen. In de zon gedroogde stenen werden soms gebruikt voor binnenmuren. Voorwaarde was dat ze niet met water in aanraking kwamen. Volgens de invuller uit Q 83 waren de stenen voldoende gedroogd, wanneer zij wit uitsloegen. Men zei dan: de stenen zijn wit (d\ stēn zen wet). [N 30, 53c; N 98, 107; N 98, 164; monogr.; S 37 add.; N 31, 14 add.]
II-8
|
21292 |
ruzie |
herrie:
herrie (L267p Maasbree),
ruzing:
rūūzing (L267p Maasbree)
|
een luidruchtige woordenstrijd, onenigheid die door praten of schreeuwen tot uitdrukking komt [ruzie, ravelleke, poepelderij, kadij, twist, ruzing, kerwel, actie, piekenpoek] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21291 |
ruzie maken |
ruzin:
ruzië (L267p Maasbree),
ruzing maken:
rúzing máke (L267p Maasbree)
|
ruzie maken [kakelen, puken] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
23423 |
sacramentsaltaar |
sacramentsaltaar:
sakkramentsaltaor (L267p Maasbree)
|
Het sacramentsaltaar (in grote kerken), een afzonderlijk altaar waarop zich het tabernakel met de H. Hosties bevindt. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23812 |
sacramentsdag |
sacramentsdag:
sakkermentsdaag (L267p Maasbree)
|
Donderdag na de eerste zondag na Pinksteren, Sacramentsdag [papkêrremes, Vroonlaichnaam]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23288 |
sacramentsprocessie |
grote processie (<lat.):
groëte pörsessie (L267p Maasbree),
sacramentsprocessie (<lat.):
sakkermentspörsessie (L267p Maasbree)
|
De processie die op Sacramentsdag wordt gehouden: Sacramentsprocessie, grote processie. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23321 |
sacristie |
gerfkamer:
gerfkamer (L267p Maasbree),
sacristie:
sacristie (L267p Maasbree),
sakkristie (L267p Maasbree)
|
gerfkamer [SGV (1914)] || Het tegen de kerk aangebouwde vertrek of gebouwtje, waar de priester en de dienaren zich voor de dienst gereedmaken [gerfkamer, sakristij, sacristie?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|