e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasbree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schafttijd koffie: kofi (Maasbree), rustuur: röstoor (Maasbree), schafttijd: schaftīēd (Maasbree) schafttijd [RND], [SGV (1914)] III-3-1
schalmen uitschalmen: uǝtsxalmǝ (Maasbree) Het langs de kanten schuin afsnijden van het leer. "Bij contrefort en neus moet er goed voor gezorgd worden, dat de kanten dun uitloopen, zoodat geen oneffenheden in het bovenleer ontstaan op de plaats, waar contrefort en neus eindigen; zij moeten worden geschift." (Directie, pag. 300). Schalmen is hetzelfde als schiften (Liedmeier, pag. 23). [N 60, 50b] II-10
schalmplank schalmhout: sxalmhǫwt (Maasbree), schalmplank: sxalmplaŋk (Maasbree) Het houten blok of de plank waarop men het leer schalmt ofwel afschuint. Volgens de informant van L 293 schalmt men overleer op glas en zoolleer op een plank. [N 60, 51a] II-10
schalmsteen schalmsteen: sxalmstęjn (Maasbree) De steen waarop men het leer afschuint of schalmt. "Om de uitgesneden lederstukken gelijkmatig te kunnen schalmen, heeft men een schalmplaat noodig. Daartoe leenen zich uitstekend lithografische steenen, omdat men daarop tevens het leer kan omslaan; de steen of schalmplaat moet zuiver vlak en effen zijn." (Kn√∂fel I, pag. 178). [N 60, 51b] II-10
schande schande: schang (Maasbree, ... ) schande [SGV (1914)] || Schande [scha.nd]. [N 96D (1989)] III-3-3
schapen hoeden hoeden: hȳi̯ǝ (Maasbree) Bedoeld wordt het laten grazen van de schapen, terwijl men ze bijeenhoudt. [N 77, 49; N 78, P 188 add.; monogr.] I-12
schapen naar de graasplaats leiden omweiden: ø̜mwęi̯ǝ (Maasbree) [N 77, 51] I-12
schapenscheerder schaapsscheerder: sxǫpssxērdǝr (Maasbree) Persoon die beroepsmatig schapen scheert. Volgens de informant van L 265 (Meijel) kan de schapenscheerder ook de schapenboer zelf zijn. [N 77, 47] I-12
schapestal, schaapskooi schaapskooi: sxǭpskȳǝ (Maasbree) De stal, doorgaans een apart gebouw, waarin de schapen overnachten. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [L 38, 29; A 10, 9f; N 5, 105f; monogr.] I-6
schatten schatten: schatte (Maasbree, ... ) het gewicht van iets schatten [koersen, prijzen] [N 89 (1982)] III-3-1