19765 |
schilderij |
schilderij:
.. schoen schilderie (L267p Maasbree),
schilderie (L267p Maasbree)
|
schilderij [SGV (1914)] || schoone [een ~ schilderij] [SGV (1914)]
III-3-2
|
30573 |
schildersbedrijf, -ambacht |
afwerkbedrijf:
āfwęrǝk˱bǝdri.f (L267p Maasbree)
|
[N 67, 99d]
II-9
|
30684 |
schilderskam |
imitatiekam:
imitāsikamp (L267p Maasbree)
|
Grofgetande kam van staal, kurk of rubber die onder meer wordt gebruikt bij het imiteren van hout. Zie ook afb. 99. [N 67, 59]
II-9
|
30576 |
schilderskiel |
schilderskiel:
sxeldǝrskē.l (L267p Maasbree)
|
Lange, witte kiel die vroeger tijdens de schilderwerkzaamheden door de schilder werd gedragen. [N 67, 100a; monogr.]
II-9
|
30572 |
schildersknecht |
gezel:
gǝzɛl (L267p Maasbree)
|
[N 67, 99b; monogr.]
II-9
|
30575 |
schilderswerkplaats |
werkplaats:
węrǝkplāts (L267p Maasbree)
|
De ruimte waar de huisschilder de verf bereidt, zijn voorraden bewaart en in voorkomende gevallen ook verplaatsbare voorwerpen schildert. De werkplaats van een rijtuigschilder is beter ingericht en uitgebreider. Behalve een bergplaats voor materialen en een werkplaats voor verschillende doeleinden is hier een aparte verniskamer. (Zwiers II, pag. 326). [N 67, 99f]
II-9
|
25070 |
schilfer |
schilfer:
schilver (L267p Maasbree),
vel:
vel (L267p Maasbree)
|
een dun, afgebroken of loslatend blaadje van een harde of droge stof, bijv. gezegd van kalk of roest [bluster, vel, schilver] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21086 |
schimmel |
schimmel:
sxømǝl (L267p Maasbree)
|
Paard met een geheel of overheersend witte of grijsachtige vacht. Naarmate de leeftijd vordert, neemt het wit toe; schimmels worden niet geboren, ze ontstaan mettertijd. De vosschimmel is wit met rode of bruinachtige vlekken. [JG 1a, 1b; N 8, 63a en 63b; S 31]
I-9
|
24491 |
schimmel (plantje) |
schimmel:
schummel (L267p Maasbree)
|
schimmel (plant) [SGV (1914)]
III-4-3
|
30839 |
schimmelen |
schimmelen:
sxømǝlǝ (L267p Maasbree)
|
Met schimmel bedekt raken, beschimmelen, gezegd van het vetleer. "Leder, in vochtige plaatsen opgestapeld, is blootgesteld aan beschimmeling, die het weefsel soms volledig vernietigt, gemakkelijk doet scheuren en breken. Om de schimmel van bovenleder te verwijderen, dient men het aan de lucht bloot te stellen; indien de slechte weersgesteldheid zulks niet toelaat, moet men het leder in verwarmde plaatsen onderbrengen, om het aldus te drogen." (Aras II, pag. 122-123). [N 60, 12]
II-10
|