e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasbree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schorseneer schorseneer: schorsenere (Maasbree), Hetzelfde.  schorseneren (Maasbree) [DC 76 (2002)] I-7
schort zonder borststuk slobscholk: sloͅbschollək (Maasbree), voorscholk: gebruikt bij het voeren van vee  vòòr-scholk (Maasbree) zijn er verschillende namen voor verschillende soorten van deze kledingstukken ? [DC 15 (1947)] III-1-3
schortvol schoot: schoet (Maasbree) de hoeveelheid die men in één keer in zijn schort kan vervoeren [schoot, schortvol, slip] [N 91 (1982)] III-4-4
schouder schouder: schouwer (Maasbree, ... ) Hij gaf me een klap op mijn schouder. [DC 17 (1949)] || schouder [SGV (1914)] III-1-1
schouderblad schouderblad: schouwerblaad (Maasbree), schouwerblaäd (Maasbree) Schouderblad: een der beide, driehoekige platte beenderen op de bovenrug die de schouders helpen vormen (schouderblad, schoft). [N 84 (1981)] III-1-1
schraag schraag: sxrāx (Maasbree) Houten draagstelling die wordt gebruikt om een lang werkstuk te ondersteunen. Zie ook afb. 116. [N 53, 225; S 32; monogr.] II-12
schraal schraal: sxrǭl (Maasbree) Gezegd van terpentine die niet vet is. [N 67, 75d] II-9
schram krats: krats (Maasbree), schram: schraom (Maasbree), schroam (Maasbree), schröm (Maasbree) schram [SGV (1914)] || Schram: streepvormige, zeer ondiepe verwonding van de bovenhuid (kras, schram, krab). [N 84 (1981)] || schrammen (mv) [SGV (1914)] III-1-2
schrammen mottig: mottig (Maasbree), schrammen: schramme (Maasbree), schräöme (Maasbree), schröme (Maasbree) schrammen (ww) [SGV (1914)] || Schrammen: de bovenhuid zeer licht openrijten (schrammen, krassen, skrassen). [N 84 (1981)] III-1-2
schrapglas boogglaasje: bōxglę̄skǝ (Maasbree), schraapglaasje: sxrāpglę̄skǝ (Maasbree) Het stuk glas waarmee men schrapt. Om de rand van zool en hak effen te krijgen schraapte men het leer af met een stukje glas, dat men op een curieuze manier, door er een bepaald keepje in te geven, rond wist af te breken (Liedmeier, pag. 23). [N 60, 119b; N 60, 119c] II-10