30598 |
schuurverf |
schuurverf:
sxōr[verf] (L267p Maasbree)
|
Verf waarin met puimsteen geschuurd wordt. Als schuurverf wordt vaak grondverf gebruikt. Door het schuren in de natte verf hecht de verflaag beter aan de onderliggende plamuurlaag. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [N 67, 18c]
II-9
|
19063 |
schuw |
schuw:
schoow (L267p Maasbree),
WLD
schoow (L267p Maasbree)
|
Hoe noemt u vreesachtig, schrikachtig, gezegd van dieren (schuw, schouw) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
20962 |
selderij |
selderie:
Venlo e.o.
seldrie (L267p Maasbree),
WLD
seldrie (L267p Maasbree)
|
Selderij; de welbekende schermbloemige moesplant die gekweekt wordt als soepgroente waarvoor zowel de blaadjes en de stengel als de wortel gebruikt wordt (selderij, selderie, selder, seljer). [N 82 (1981)]
I-7
|
24035 |
seminarie |
seminarie (<lat.):
simmenarie (L267p Maasbree)
|
Het seminarie. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19778 |
sering |
nagelbloem:
nagelbloom (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree),
-
nagelbloom (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree)
|
[DC 17 (1949)] [SGV (1914)]sering [DC 17 (1949)], [SGV (1914)]
I-7, III-4-3
|
30592 |
siccatief |
kobolt:
kobǫlt (L267p Maasbree),
lood:
lūǝt (L267p Maasbree),
mangaan:
maŋgān (L267p Maasbree),
siccatief:
sekatif (L267p Maasbree)
|
Middel om verven sneller te doen opdrogen. ø̄Het vaste siccatief is in den regel boorzure mangaan-oxydul, ook wit mangaan genoemd, dat zeer krachtig werkt. Met een vijfvoudige hoeveelheid zinkwit gemengd, wordt het aan een vloeistof toegevoegd en veroorzaakt dan nog een zeer vlugge droging. Een vloeibaar siccatief is lijnolie, gekookt met loodoxyde of, indien de aanwezigheid van lood niet gewenscht is, met bruinsteen. Ook terpentijn, aan de verf toegevoegd, bevordert het drogenø̄ (Zwiers II, pag. 348). [N 67, 15; div.]
II-9
|
30951 |
siergaatjestang |
gaatjestang:
gɛtjǝstaŋ (L267p Maasbree)
|
De tang waarmee men siergaatjes maakt. [N 60, 46e]
II-10
|
30932 |
sierrozet |
roosgarnering:
ruǝsgarnę̄reŋ (L267p Maasbree)
|
Een roosvormige versiering. [N 60, 34a]
II-10
|
18491 |
sierrozet [wld ii.10, p. 28] |
roosgarnering:
roësgarnering (L267p Maasbree)
|
Een roosvormige versiering (roset) [N 60 (1973)]
III-1-3
|
30969 |
sierstiksel |
fantaseersteek:
fantǝsę̄rstę̄k (L267p Maasbree)
|
Versieringen die men op laarzen of schoenen stikt. [N 60, 62]
II-10
|