21552 |
snauwen |
snauwen:
snauwe (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree)
|
bits, op bijtende toon spreken [snibben, snauwen, bitsen, toesnappen, grauwen, knappen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
19361 |
snauwen, grauwen |
snauwen:
snauwe (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree,
L267p Maasbree)
|
bits, op bijtende toon spreken [snibben, snauwen, bitsen, toesnappen, grauwen, knappen] [N 85 (1981)] || snauwen: Je hoort hem de hele dag - en grauwen [DC 35 (1963)]
III-1-4
|
24244 |
snavel |
snavel:
snavel (L267p Maasbree),
snaveltje:
snavel(ke) (L267p Maasbree)
|
snavel: de hoornachtige bek van een vogel (snavel, bek) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
20523 |
snee brood |
snede:
sneej (L267p Maasbree),
snee weg:
snee wek (L267p Maasbree)
|
snede; Hoe noemt U: Een snee brood (snee, rondommer) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
22346 |
sneeuwbal |
sneeuwbal:
snieebal (L267p Maasbree),
snieebel gojje (L267p Maasbree),
sniejbal (L267p Maasbree),
sniejbel gooje (L267p Maasbree)
|
Een bal van samengepakte sneeuw [sneeuwbal, jupke]. [N 88 (1982)] || Met sneeuwballen naar elkaar gooien [ruiken]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24714 |
sneeuwbes |
jasmijn:
WLD
jasmijn (L267p Maasbree),
sneeuwbel:
Venlo e.o.
sniébelle (L267p Maasbree),
sneeuwbes:
snie bessen (L267p Maasbree)
|
De heester met kleine rozerode bloempjes en op radijsjes gelijkende witte vruchten, ook bekend onder de naam radijsboom (sneeuwbes). [N 82 (1981)] || sneeuwbes (Symphoricarpus racemosus) [DC 56 (1981)]
III-4-3
|
25137 |
sneeuwen |
sneeuwen:
snieje (L267p Maasbree)
|
sneeuwen [SGV (1914)]
III-4-4
|
20115 |
sneeuwklokje |
sneeuwklokje:
snie klukske (L267p Maasbree),
-
snieëklökske (L267p Maasbree),
eigen spellingsysteem
sniëklökske (L267p Maasbree)
|
sneeuwklokje [DC 56 (1981)], [DC 60a (1985)] || Sneeuwklokje (galanthus nivalis). Bolplantje. De bloem staat alleen op een stengel die boven de beide bladeren uitsteekt. De buitenste bloemdekblaadjes zijn eivormig; de binnenste hartvormig met een diepe bocht, aan de buitenzijde met een halve maanvormig [N 92 (1982)]
III-4-3
|
25191 |
sneeuwx |
sneeuw:
snieje (L267p Maasbree),
snîe (L267p Maasbree)
|
sneeuw [RND], [SGV (1914)]
III-4-4
|
25086 |
snel, vlug |
gauw:
gauw (L267p Maasbree)
|
snel, vlug [greppig, vinkig, vinnig] [N 91 (1982)]
III-4-4
|