26871 |
stamper |
stemper:
stɛmpǝr (L267p Maasbree)
|
Blok, voorzien van één of twee handvatten, dat wordt gebruikt om zand- en kalkkluiten fijn te maken, beton aan te stampen en aarde vast te drukken. Een stamper kan van hout of ijzer vervaardigd zijn. Zie ook afb. 7. [N 30, 20; monogr.]
II-9
|
31120 |
stand |
stand:
stant (L267p Maasbree)
|
Het met zool en hak recht op de grond staan, gezegd van schoeisel. [N 60, 225a]
II-10
|
22730 |
standbeeld |
standbeeld:
stanbe.lt (L267p Maasbree)
|
standbeeld [RND]
III-3-2
|
25987 |
standerd |
standaard:
standaard (L267p Maasbree)
|
De zware verticale houten balk waar de vierkante romp of molenkast van de standerdmolen op rust. Zie ook afb. 12. [N O, 42a; A 42A, 90; Sche 12]
II-3
|
25960 |
standerdmolen |
kasmolen:
kas[molen] (L267p Maasbree)
|
Vierkante, houten windmolen die om een zware verticale spil kan draaien. Zie afb. 6 en 13. Het woordtype gesloten standerdmolen (l 330) verwijst naar een standerdmolen waarbij het onderstel met planken is afgedekt waardoor een bergruimte ontstaat. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [N O, 32a; A 42A, 52; Sche 3; A 42A, 93]
II-3
|
30590 |
standolie |
lijnolie:
lijnōli (L267p Maasbree),
standolie:
stant˱ōli (L267p Maasbree)
|
Lijnolie die gedurende 8 à 10 uur tot 3000 C. werd verhit. De lijnolie wordt daardoor stroperig en lichtgeel of groen van kleur. [N 67, 13d]
II-9
|
30602 |
standolieverf |
standolieverf:
stant˱ōlivɛrǝf (L267p Maasbree)
|
Verf die is samengesteld uit oude standolie, terpentijnolie en zuivere verfstoffen. Standolieverf wordt vooral voor schilderwerk binnenshuis gebruikt. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [N 67, 19d]
II-9
|
31115 |
stapelwerk |
stapelwerk:
stāpǝlwęrk (L267p Maasbree)
|
De voorraad gangbare, goedkope schoenen die men in slappe tijden aanlegt en voorlopig opslaat. [N 60, 224]
II-10
|
21166 |
station |
statie (<lat.):
stasie (L267p Maasbree),
statie (L267p Maasbree)
|
de plaats van aankomst en vertrek van treinen [station, statie, halte] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
26273 |
staven |
staven:
staven (L267p Maasbree)
|
De spijlen van het rondsel of van de wieg in zowel de water- als de windmolen. Zie ook afb. 58. In de meeste watermolens uit het onderzoeksgebied was het rondsel vervangen door een, vaak metalen, kamrad. De benamingen voor de kammen van dit soort raderen zijn geplaatst in het lemma ɛkammenɛ.' [N O, 14b; N O, 50f; Vds 92; Jan 103; Coe 83]
II-3
|