21602 |
stemmen |
stemmen:
stumme (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree)
|
zijn stem uitbrengen bij verkiezingen [stemmen, doppen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21487 |
stempelen |
stempelen:
stempele (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree)
|
het laten afstempelen door een werkloze van een formulier als bewijs dat hij geen regelmatige arbeid verricht heeft [doppen, stempelen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
22663 |
stemvork |
stemvork:
stumvork (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree)
|
Het instrument in de vorm van een U-vormig omgebogen stalen stang waarmee men een onveranderlijke toon voortbrengt die geschikt is om instrumenten te stemmen [toonijzer, stemvork]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
19893 |
stenen omheining |
schans:
schans (L267p Maasbree),
tuin:
toën (L267p Maasbree)
|
een schutting of omheining van steen (schans, schrans, beer) [N 90 (1982)]
III-2-1
|
20062 |
ster van bethlehem (campanula isophylla moretti) |
ster van bethlehem:
-
ster van Bethlehem (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree)
|
ster van bethlehem (Campanula isophylla Moretti) [DC 60a (1985)]
III-2-1
|
20323 |
sterven |
doodgaan:
doëdgaon (L267p Maasbree),
kapotgaan:
kepot gaon (L267p Maasbree),
WLD
kepot gaon (L267p Maasbree),
sterven:
sterve (L267p Maasbree),
stɛrvə (L267p Maasbree)
|
Hoe noemt u sterven, gezegd van dieren (kreperen, kapotgaan, doodgaan) [N 83 (1981)] || sterven [DC 38 (1964)] || sterven, doodgaan, hemelen gaan [sjterreve, hiemmelejoaë] [N 96D (1989)]
III-2-2, III-4-2
|
21116 |
stevig, gezegd van voedsel |
straf:
straf (L267p Maasbree),
zwaar:
zwaor (L267p Maasbree)
|
stevig, gezegd van voedsel (straf) [N 91 (1982)]
III-2-3
|
20151 |
stiefdochter |
stiefkind:
steefkink (L267p Maasbree)
|
stiefdochter [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20341 |
stiefkinderen |
stiefkind:
steefkink (L267p Maasbree),
stiefkinder:
ng wordt hetzelfde uitgesproken als in honger
steefkinger (L267p Maasbree)
|
stiefkinderen [DC 05 (1937)] || stiefouders [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20340 |
stiefmoeder |
stiefmoeder:
steefmooder (L267p Maasbree)
|
stiefmoeder [DC 05 (1937)]
III-2-2
|