24718 |
bladerloze boom |
kale boom:
Venlo e.o.
’nne kale baom (L267p Maasbree)
|
Een boom zonder bladeren (ijlboom). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
30583 |
bladgoud |
bladgoud:
blāt˲gǫwt (L267p Maasbree),
staniol:
stanijǫl (L267p Maasbree)
|
Tot zeer dunne bladen geperst goud. [N 67, 11a; N 67, 11b; monogr.]
II-9
|
33504 |
bladkool, snijkool |
bladkool:
blaadkoeəl (L267p Maasbree)
|
bladkool [N 12A (1965)]
I-7
|
24514 |
bladrozet van de paardebloem |
stob:
Of: persbloom
stoep (L267p Maasbree)
|
paardebloem, bladrozet van [DC 13 (1945)]
III-4-3
|
21835 |
bladzijde |
bladzijde:
bladzie (L267p Maasbree)
|
ieder van de beide zijden van een blad in een boek, tijdschrift etc. [teun, pagina, bladzijde] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
19978 |
blaffen |
kaffen:
kaffe (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree)
|
blaffen [SGV (1914)] || Hoe noemt u het gewone stemgeluid van een hond (blaffen, bassen, bletsen, basten) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
24363 |
blankvoorn, voorn |
voorntje:
veurenke (L267p Maasbree)
|
Hoe noemt u de voorn: een zoetwatervis met achter de borstvin twee buikvinnen die ter hoogte van de rugvin staan; de anaalvin staat ongeveer halfweg de eerste buikvin en de staartvin. De bek is betrekkelijk klein. Het lichaam is zijdelings samengedrukt en [N 83 (1981)]
III-4-2
|
23820 |
blasiuszegen |
blasiuszengen:
blasiuszaengen hale (L267p Maasbree)
|
De Blasiuszegen waarbij de priester twee kaarsen kruiselings vasthoudt. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
18137 |
blauw oog |
blauw oog:
blouw oug (L267p Maasbree)
|
Als iemand een klap op zijn oog heeft gehad, is zijn oog verkleurd. Hoe noemt u zon oog? [DC 52 (1977)]
III-1-2
|
24473 |
blauwe bosbes |
malbeer:
malbere (L267p Maasbree),
moelbeer:
moelbere (L267p Maasbree),
moelber:
-
moelber (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree),
moelbesje:
moelbêske (L267p Maasbree),
moerbel:
moerbelen (L267p Maasbree)
|
blauwe bosbes [DC 13 (1945)] || bosbes, alg. [Roukens 03 (1937)] || boschbes [SGV (1914)]
III-4-3
|