e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasbree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
strop [wld ii.10, p. 26] aantrekker: aantrèkker (Maasbree) Een lus aan de hiel van bottines, om het aantrekken te vergemakkelijken (strop, trekker, litse?) Vgl. tek. 206b. [N 60 (1973)] III-1-3
stropbies aantrekker: āntrękǝr (Maasbree) De reep leer waarvan de lus aan de hiel van bottines gemaakt wordt. [N 60, 18d] II-10
stropbies [wld ii.10, p. 26] aantrekker: aantrèkker (Maasbree) De reep leer waarvan de lus aan de hiel van bottines wordt gemaakt? (stropbies) Vgl. tek. 206.b. [N 60 (1973)] III-1-3
stropoppen poppen: pø̜pǝ (Maasbree) Zie kaart. Dubbelgevouwen en samengebonden bosjes stro die ter afdichting tussen de dakpannen worden gestoken. Zie ook het lemma 'Strowalm' in wld I.4, pag. 122 e.v. In L 270 werd het stro voor de poppen op ¬± 60 cm lengte gesneden, dubbel gevouwen en aan de omgevouwen kant met een touwtje vastgebonden, aldus enigermate op een popje gelijkend. De stropoppen werden vroeger bij het dakdekken onder de elkaar overlappende zijkanten van de handpannen gestoken om een goed gesloten dak te verkrijgen ('Tegels Dialek', pag. 121). In L 210 werden de poppen iets breder dan de pan uitgespreid. Aan de onderkant stak ongeveer 1,5 cm van het stro onder de pan uit. [N 32, 44d; N F, 5; JG 2c; JG 2d; monogr.] II-9
stroppen blindnaaien: bleŋknęjǝ (Maasbree) Een andere (zie het lemma klieven) manier om een waterdichte naad te maken. Men steekt met een Engelse els gaatjes onder de nerf van het leer door en trekt dan de randen stijf tegen elkaar aan. Ook hierbij doet de steekspaan dienst. Men ziet dat het woord klieven, dat oorspronkelijk alleen op het splitsen geslagen zal hebben, het hele procédé aanduidt, ook daar waar van splitsen geen sprake meer is (Liedmeier, pag. 14). Zie afb. 32. [N 60, 59b] II-10
strowis stroo(i)ewis: stroǝwęǝs (Maasbree) Klein busseltje lang stro, met name gebruikt om er een stroband van te maken. [S 36; monogr.] I-4
struik (alg.) struik: Venlo e.o.  stroëk (Maasbree), Venlo e.o. (meervoudsvorm?)  struuk (Maasbree), WLD  strōēk (Maasbree) De plant met een stengel die zich reeds vanaf de grond in min of meer stevige, veelal houtige takkn verdeelt (struik, buis, hucht, bos, horst, pol). [N 82 (1981)] III-4-3
struikelen struikelen: strukele (Maasbree), struukele (Maasbree), strūūkele (Maasbree) struikelen [SGV (1914)] || Struikelen: vallen of bijna vallen door met de voet tegen iets aan te stoten of door een misstap (struikelen, strommelen, stronkelen). [N 84 (1981)] III-1-2
struikhei bezemhei: eigen spellingsysteem  bèssemhei (Maasbree), struikhei: -  stroekhei (Maasbree) Struikhei (calluna vulgaris). Een 20 tot 100 cm laag heestertje; de bladeren zijn smal en ongesteeld, ze bevinden zich in 4 rijen en zijn niet afvallend; de bloemen bevinden zich in rijke trossen en zijn naar één kant gericht, meestal rozerood of paars va [N 92 (1982)] || struikheide [DC 60a (1985)] III-4-3
struikrover struikrover: struukrauver (Maasbree) een rover die zich in en achter struiken verbergt om vandaaruit de voorbijgangers te overvallen [binder, baanstroper, struikrover] [N 90 (1982)] III-3-1