20176 |
trouwring |
trouwring:
trouwrink (L267p Maasbree)
|
een trouwring [N 96D (1989)]
III-2-2
|
18169 |
trui |
tricot (fr.):
tricoo (L267p Maasbree),
trieko (L267p Maasbree)
|
Zou die trui goed blijven in de was? [DC 40 (1965)]
III-1-3
|
18083 |
tuberculose |
tering:
tering (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree)
|
Tuberculose: infectieziekte veroorzaakt door de tuberkelbacil die vrijwel alle organen kan aantasten, meestal echter de longen (tering, teer, loosziekte). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
34289 |
tuieren |
op de tuier staan:
op dǝn tȳr stǭn (L267p Maasbree)
|
Een koe of geit laten grazen aan een touw dat met een paal in de grond bevestigd is. Men doet dit om het af te grazen stuk grasland te beperken. [N 3A, 14h; N 14, 71; L 27, 5; A 17, 20; JG 1c, 2c; Vld.; monogr.]
I-11
|
34295 |
tuiertouw, tuierketting |
tuier:
tȳr (L267p Maasbree)
|
Het touw of de ketting waarmee men de koe of de geit aan de tuierpaal vastmaakt. [A 17, 20; N 3a, 14h; JG 1c, 2c; monogr.; add. uit N 14, 73b]
I-11
|
33506 |
tuinbonen |
boksenpulver:
Venlo e.o.,ontlastiongbevorderend
bôksepolver (L267p Maasbree),
wollebonen:
Venlo e.o.
wöllebóéne (L267p Maasbree),
WLD
wèùle bōēn (L267p Maasbree),
wèùllebōēn (L267p Maasbree),
wollesokken:
Venlo e.o.
wöllezök (L267p Maasbree)
|
Een jonge tuinboon die men met schil en al eet (wilde wan, wollenwantje, pulleke, spekboon, sluimererwt). [N 82 (1981)] || Een tuinboon die in sterke mate de ontlasting bevordert (gatschuiver, blazer). [N 82 (1981)] || Een tuinboon, een grote soort boon labboon, paardsboon, boerenteen, molleboon, mokboon, wul, zwartvoet, huisboon, moffelboon, duiveboon, flodderboon, moffel, moffeboon, knauwboon, willeboon, paardeboon, jodenboon, roomse boon). [N 82 (1981)]
I-7
|
19738 |
tuingeranium |
geranium:
-
geranium (L267p Maasbree),
eigen spellingsysteem
geranium (L267p Maasbree)
|
gewone geranium [DC 60a (1985)] || Tuingeranium (pelargonium zonale). Bladeren met enige ondiepe insnijdingen (gelobd) en gekartelde rand, in omtrek niervormig. Evenwijdig met de bladeren loopt midden op het blad een donkere band (zone). De bloemen zijn rood of anders van kleur, vele bloem [N 92 (1982)]
III-2-1
|
20063 |
tuinkamperfoelie (lonicera caprifolium) |
kamperfoelie:
eigen spellingsysteem
kamperfoelie (L267p Maasbree)
|
Tuinkamperfoelie (lonicera caprifolium); klimmend tot 9 m. De bovenste bladeren zijn samengegroeid en vaak donzig behaard aan de onderzijde; de bloemen zijn geel en talrijk en bevinden zich in 4 of 5 kransen dicht bijeen (geiteklaver, weeuwtje, duivelszaa [N 92 (1982)]
III-2-1
|
33542 |
tuinkervel |
kervel:
Venlo e.o.
kervel (L267p Maasbree),
WLD
kervel (L267p Maasbree)
|
Tuinkervel; een één of tweejarig kruid, 30-60 cm hoog, met witte bloemen; de bladeren worden gebruikt in soep, sausen en salade (kervel, gervel, kelver, scharnpiep). [N 82 (1981)]
I-7
|
33615 |
tuinman, boomkweker |
boomkweker:
JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.
boͅu̯mkwekər (L267p Maasbree)
|
[RND 10]
I-7
|