18159 |
verbinden van een wonde |
verbinden:
verbinge (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree)
|
verbinden: Een wond verbinden (banden, verbinden, zwachtelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18940 |
verbruien |
mislukken:
mislökke (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree),
verbruien:
verbruje (L267p Maasbree),
verkloten:
verkloëte (L267p Maasbree),
verknoeien:
verknóje (L267p Maasbree),
verknôje (L267p Maasbree),
verprutsen:
verprutse (L267p Maasbree)
|
door onoordeelkundige handeling of aanpak bederven [verpeuteren, verbruien, verknoeien] [N 85 (1981)] || er niet in slagen iets tot een goed einde te brengen, geen succes hebben [slip slaan] [N 85 (1981)] || verbruien [SGV (1914)]
III-1-4
|
21388 |
verdacht |
verdacht:
verdacht (L267p Maasbree)
|
verdacht [SGV (1914)]
III-3-1
|
17932 |
verdacht rondlopen |
rondstruinen:
rônkstruine (L267p Maasbree),
schuimen:
schūūme (L267p Maasbree)
|
Rondzwerven met kwaad in de zin (schuipen, rallen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21798 |
verdachte zaak |
koedel?:
koesel (L267p Maasbree)
|
een verdachte zaak, een zaak waarvan vermoed wordt dat die niet helemaal pluis is [koetel] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
22884 |
verdediger |
back (eng.):
bäks (L267p Maasbree)
|
Linksachter, rechtsachter. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
21796 |
verdenken / verdenking? |
verdenken:
verdinke (L267p Maasbree)
|
het vermoeden dat iemand iets verkeerds gedaan heeft [verdenking, persons, perzonsie] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
24634 |
verdord |
dor:
Venlo e.o.
dor (L267p Maasbree),
kapot:
WLD
kepòt (L267p Maasbree)
|
Uitgedroogd, dood, gezegd van planten en plantendelen (dor, verpieterd). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
18823 |
verdriet; verdriet doen |
leed:
leid (L267p Maasbree),
lieje (L267p Maasbree),
verdriet:
verdreet (L267p Maasbree)
|
een treurige stemming, zieleleed, kwelling van het gemoed, verdriet [trubbel, spijt, pijn, lijden, deer, vliem] [N 85 (1981)] || leed [SGV (1914)] || verdriet [SGV (1914)]
III-1-4
|
17936 |
verdwenen |
foetsie:
foetsie (L267p Maasbree),
weg:
wèg (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree)
|
Weg, verdwenen: niet meer ter plaatse aanwezig (weg, verdwenen, rits, foetsie). [N 84 (1981)]
III-1-2
|