30740 |
vergulden |
vergulden:
vǝrgøldǝ (L267p Maasbree)
|
Het bedekken van een oppervlak met een goudlaagje uit bladgoud of goudpoeder. [N 67, 81a]
II-9
|
30742 |
vergulden achter glas |
vergulden met gelatine:
vǝrgøldǝ met ˲žɛlatinǝ (L267p Maasbree)
|
Met behulp van een goudlaagje aan de achterzijde van een glasruit een versiering aanbrengen. Daartoe wordt eerst met behulp van pauswerk de afbeelding op de niet te vergulden buitenzijde van de ruit opgebracht. Vervolgens wordt de omtrek van het doorgestuifde aan de binnenkant met een fijn biesje zwarte verf nagetrokken. Als kleefstof voor het bladgoud wordt blanke gelatine of vislijm gebruikt. Nadat het verguldsel is bevestigd, wordt er als bescherming tegen beschadigingen een verflaag over aangebracht. [N 67, 81c]
II-9
|
30710 |
vergulden, verzilveren |
goudbronzen:
gǫwt˱brǫnzǝ (L267p Maasbree)
|
Schilderen met goud- of zilverbrons. [N 67, 66g; monogr.]
II-9
|
30675 |
verguldkussen |
goudkussen:
gǫwtkø̜sǝ (L267p Maasbree)
|
Kussen dat men bij het vergulden gebruikt. Het bestaat doorgaans uit een rechthoekig plankje dat met kalfsleer is overtrokken en is opgevuld met paardehaar. Aan de achterzijde is een perkamenten kap aangebracht, die in opgevouwen toestand het kussen tegen vuilworden beschermt, en die, opgezet, verhindert, dat de blaadjes bladgoud, die op het kussen worden gesneden, wegwaaien. [N 67, 55b]
II-9
|
31130 |
verhalfzolen |
halflappen:
halǝflapǝ (L267p Maasbree)
|
De schoenen van nieuwe halfzolen voorzien. [N 60, 232a]
II-10
|
20533 |
verhitten |
opwarmen:
opwerme (L267p Maasbree),
opwérme (L267p Maasbree)
|
verhitten; Hoe noemt U: Voedsel warm maken (loteren) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
34657 |
vering |
bladveer:
(mv)
blɛ̄t˲vɛ̄rǝ (L267p Maasbree)
|
Vering van het rijtuig. Onder A. bevinden zich de algemene benamingen voor de vering, onder B, C en D de specifieke soorten. De enkele veer (B) bestaat uit een hoofdblad , waarop door middel van een in het midden aangebrachte veerbout twee of meer, telkens kortere steunbladen zijn vastgeklemd. De dubbele veer (C), die meer gebruikt wordt, daarentegen bestaat uit twee hoofdbladen. De spiraalveer tenslotte (D) is een spiraalvormig opgewonden draad van staal of een ander veerkrachtig materiaal. [N 101, 16, monogr]
I-13
|
22507 |
verjaardag |
verjaardag:
verjeurdag (L267p Maasbree),
verjoardāāg (L267p Maasbree)
|
Hij was gisteren jarig, maar ik ... zn hele verjaardag vergeten. [DC 45 (1970)] || verjaardag [SGV (1914)]
III-3-2
|
21399 |
verkeren |
kennis hebben:
kènnis hebbe (L267p Maasbree),
lopen met:
mei laupe (L267p Maasbree),
vrijen:
vreeje (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree),
vri-je (L267p Maasbree)
|
verkering hebben [verkeren, vrijen, meteen lopen] [N 87 (1981)] || vrijen [SGV (1914)]
III-3-1
|
20367 |
verkering hebben |
kennis hebben:
kènnis hebbe (L267p Maasbree),
mee lopen:
mei laupe (L267p Maasbree),
vrijen:
vreeje (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree,
L267p Maasbree,
L267p Maasbree),
vrei̯ə (L267p Maasbree)
|
verkering hebben [verkeren, vrijen, meteen lopen] [N 87 (1981)] || verkering; regelmatige omgang met een persoon van het andere geslacht [sjans, verkeer, aanspraak] [N 87 (1981)] || vrijen [DC 38 (1964)]
III-2-2
|