24961 |
vijver |
kuil:
koél (L267p Maasbree),
vijver:
viever (L267p Maasbree),
vīvǝr (L267p Maasbree)
|
klein natuurlijk of gegraven waterbekken, bijv. in een tuin [vijver, wijer, wijert, kuil, poel] [N 81 (1980)] || Kleine, natuurlijke of (meest) gegraven, vaak omsloten waterplas. Vroeger groef men vaak vijvers om er vis in te houden. Tegenwoordig is de vijver vaak een deel van een park- of tuinaanleg. [R 7, 18; S 40; A 20, 1e; L 8, 47; monogr.]
I-8, III-4-4
|
30793 |
vilder |
vilder:
veldǝr (L267p Maasbree)
|
Iemand die het villen van dood vee en paarden als beroep uitoefent. [S 40; monogr.]
II-10
|
30794 |
villen |
villen:
velǝ (L267p Maasbree)
|
Vee de huid afstropen, van het vel ontdoen. [monogr.]
II-10
|
30805 |
vilsnee |
vilsnee:
velsnę̄ (L267p Maasbree)
|
Een fout in het leer, ontstaan als men bij het villen in de huid sneed. [N 60, 7a; N 37, 7]
II-10
|
24386 |
vin |
rugvin:
rökvin (L267p Maasbree),
staartvin:
st^rtvin (L267p Maasbree),
vin:
vin (L267p Maasbree),
vinne (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree)
|
Hoe noemt u het min of meer waaiervormige voortbewegingsorgaan van een vis, op de rug, borst en buik en aan de staart (vin, vlim) [N 83 (1981)] || rugvin [N102 (1998)] || staartvin. Soms krijgen de rugvinnen en de staartvinnen bij de vissen afzonderlijke namen. [N102 (1998)] || vin [SGV (1914)] || vinnen [SGV (1914)]
III-4-2
|
17825 |
vinden |
vinden:
vinge (L267p Maasbree)
|
vinden [SGV (1914)]
III-1-2
|
17768 |
vinger |
vinger:
vingers (L267p Maasbree),
viŋər (L267p Maasbree)
|
vinger [RND] || vingers [SGV (1914)]
III-1-1
|
25277 |
vingerhoed, maat van 1 centiliter |
vingerhoedje:
(vloeistof).
vingerhutje (L267p Maasbree)
|
een maat die een inhoud aangeeft van 0,01 liter [vingerhoed] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24748 |
vingerhoedskruid |
vingerhoedjes:
-
vingerhudjes (L267p Maasbree),
eigen spellingsysteem
vinherhudje (L267p Maasbree)
|
vingerhoedskruid [DC 60a (1985)] || Vingerhoedskruid (digitalis purpurea 30 tot 150 cm groot. De stengels en bloemstelen zijn viltig behaard, de bladeren zijn ei- tot lancetvormig, de bladrand is gekarteld. De bladeren zijn aan de onderkant grijsharig. De bloemen staan in eindstandige tro [N 92 (1982)]
III-4-3
|
24265 |
vink |
boekvink:
bookvink (L267p Maasbree)
|
Hoe heet de vink? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|