23692 |
volle aflaat |
volle aflaat:
volle aaflaot (L267p Maasbree)
|
Een volle aflaat. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
25201 |
volle maan |
volmaan:
vol maon (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree)
|
schijngestalte van de maan: volle maan [N 81 (1980)]
III-4-4
|
34304 |
volwassen, mannelijk varken (ongesneden) |
beer:
bii̯ǝr (L267p Maasbree),
bir (L267p Maasbree)
|
De benamingen in dit lemma duiden op het volwassen, ongesneden, mannelijk varken. Opgaven voor het volwassen, ongesneden, mannelijk varken die beantwoorden aan de woordtypen berg en barg zijn verplaatst naar het lemma ''gesneden mannelijk varken'' (1.2.2). Zie afbeelding 1. [N 19, 7; RND 46 en 84; S 2; A 4, 4a; L 1a-m; L 20, 4a; L 37, 49d; L 14, 12; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
20313 |
volwassen, volgroeid |
groot:
groet (L267p Maasbree),
volwassen:
volwasse (L267p Maasbree)
|
volwassen; volgroeid, de volle wasdom bereikt hebbend [volwassen, volslagen] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
26529 |
vonderbalk, pasbrug |
vonderbalk:
vonderbalk (L267p Maasbree)
|
De horizontale balk, als onderdeel van de houten licht, waar het pasblok van het staakijzer (in watermolens) of de kleine spil (in windmolens) op rust. Zie ook afb. 85. [N O, 23b; A 42A, 26; Vds 105; Jan 143; Coe 127; Grof 150; N D, 21; A 42A, 22]
II-3
|
20174 |
voogd |
momber:
momer (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree),
moomer (L267p Maasbree)
|
iemand aan wie door de wet, de rechter of bij testament de taak is opgedragen om voor de belangen van de minderjarige kinderen te zorgen en hen te vertegenwoordigen i.p.v. de ouders [voogd, mommer, momber, mombaar, toeziender] [N 87 (1981)] || voogd [SGV (1914)]
III-2-2
|
18963 |
voor de gek houden |
verneuken:
vernäöke (L267p Maasbree)
|
op onschuldige of grappige wijze misleiden, voor de gek houden [foppen, kullen, vernachelen, verpieren, bekeukelen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23724 |
voorbidden |
voorbeden:
veurbaeje (L267p Maasbree)
|
Voorbidden. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
30919 |
voorblad |
voorblad:
vø̄rblāt (L267p Maasbree),
voorstuk:
vø̄rstø̜k (L267p Maasbree)
|
Het voorste gedeelte van het overleer. Dit kan bestaan uit één deel, het voorblad, of uit twee delen, de neus en het voorblad, enzovoorts. In dit laatste geval is het voorblad dus niet het allervoorste gedeelte van het bovenleer, maar het deel dat op de bovenkant van de voet ligt, vlak achter de neus. Zie afb. 20. [N 60, 23; N 60, 21c]
II-10
|
18443 |
voorblad [wld ii.10, p. 24-25] |
voorblad:
veurblaad (L267p Maasbree),
voorstuk:
veurstökke (L267p Maasbree)
|
Het voorste gedeelte van het overleer: de neus met de vleugels (voerblad, voorst, veursten?) Zie tek. 23. [N 60 (1973)]
III-1-3
|