25093 |
wisselen |
tuisen:
toese (L267p Maasbree)
|
onderling veranderen; het een voor het andere nemen of geven (bijv. voor plaats) [wisselen, omzetten] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25174 |
wisselvallig weer |
kwakkelachtig:
kwakelechtig zien (L267p Maasbree),
kwakkelig (weer):
kwakkelig (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree),
kwakkellucht:
kwakellôch (L267p Maasbree),
velachtige lucht:
velachtig drukkend
vèlechtige lôch (L267p Maasbree)
|
lucht die regenachtig weer betekent [treuzellucht] [N 81 (1980)] || lucht die wisselvallig weer betekent [kwaklucht, knoeilucht] [N 81 (1980)] || nu eens regenen, dan weer helder zijn, gezegd van het weer [N 81 (1980)]
III-4-4
|
30657 |
witkwast |
blokwitter:
blǫkwetǝr (L267p Maasbree)
|
Rechthoekige borstel om muren of zolderingen te witten of in lijmverf te schilderen. [N 67, 44a; monogr.]
II-9
|
33479 |
witte aalbes |
witte miemer:
witte-miemer (L267p Maasbree)
|
[DC 13 (1945)]
I-7
|
23669 |
witte donderdag |
witte donderdag:
witten donderdig (L267p Maasbree)
|
De donderdag in de week vóór Pasen, Witte Donderdag [jreune dónnesjtiech]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
24864 |
witte dovenetel |
witte dovenetel:
wetǝ dǫu̯vǝnētǝl (L267p Maasbree),
-
witte douwe netel (L267p Maasbree)
|
Lamium album L. De dovenetelsoort (zie het lemma Dovenetel, Algemeen) met roomwitte bloemen. Deze soort komt zeer algemeen voor op wegbermen, in weilanden en op stortplaatsen en wordt 30 tot 60 cm hoog. De plant bloeit van april tot de herfst. Als de opgave identiek is aan die van het lemma Dovenetel, Algemeen, dan is deze hier niet nog eens opgenomen. Dit lemma kan alleen gelezen worden als aanvulling op het lemma Dovenetel, Algemeen. [A 13, 12a; monogr.] || witte dovenetel (Lamium album L.) [DC 13 (1945)]
I-5, III-4-3
|
20575 |
witte kaas, wrongel |
fluitekaas:
fluitekīēs (L267p Maasbree),
fluiterd:
fluiterd (L267p Maasbree)
|
hangop; Hoe noemt U: Een koud melkgerecht van karnemelk die men in een zak of in een doek opgehangen, heeft laten uitdruipen en vervolgens met melk en suiker aangemengd, opdient (hangop, hangebast) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20654 |
witte kool |
kappeskool:
kappeskoel (L267p Maasbree),
kappesmoes:
kappesmoos (L267p Maasbree)
|
witte kool, de kool waarvan zuurkool gemaakt wordt [DC 27 (1955)]
I-7
|
24280 |
witte kwikstaart |
kwikstaart:
kwikstaart (L267p Maasbree),
kwikstert (L267p Maasbree)
|
kwikstaart [SGV (1914)] || kwikstaart, wit [DC 26 (1954)]
III-4-1
|
24642 |
witte narcis |
paasbloem:
eigen spellingsysteem
paosbloom (L267p Maasbree),
pinksterbloem:
-
pinksterbloom (L267p Maasbree)
|
witte narcis [DC 60a (1985)] || Witte narcis (narcissus poeticus). De rand der bijkroon is vliezig doorschijnend. De bloeistengel is samengedrukt met twee scherpe randen. De bloemen zijn meestal alleenstaand, de dekslippen zijn sneeuwwit, de bijkroon is geel met rood (tijloos, paasbloem [N 92 (1982)]
III-4-3
|