17972 |
zwak, ongezond |
krankelijk:
krenkelik (L267p Maasbree),
slap:
slap (L267p Maasbree),
zwak:
zwáák (L267p Maasbree)
|
Zwak: niet sterk, met weinig weerstand (fijn, krank, week, zwak). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17745 |
zwak, slap |
min:
min (L267p Maasbree),
slap:
slap (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree),
zwak:
zwaak (L267p Maasbree)
|
Zwak, slap: gering van lichaamsvermogen, niet sterk (zwak, min, slap). [N 84 (1981)] || Zwak: niet sterk, met weinig weerstand (fijn, krank, week, zwak). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
24285 |
zwaluwstaart |
zwalgenstaart:
zwalgestaart (L267p Maasbree)
|
de staart van zwaluwachtige vogels [N 83 (1981)]
III-4-1
|
32038 |
zwaluwstaartverbinding |
zwalgenstaartnaad:
zwalgǝnstartnǭt (L267p Maasbree)
|
In het algemeen een verbinding waarbij een soort pen, uitgesneden in de vorm van een zwaluwstaart aan het einde van het ene stuk hout, wordt gevoegd in een inkeping van dezelfde vorm aan het einde van het andere stuk. Zie ook afb. 133. [N 54, 55a; A 18, 39e; monogr.]
II-12
|
33481 |
zwarte bes |
zwarte miemer:
zwarte miemer (L267p Maasbree)
|
[DC 13 (1945)]
I-7
|
24345 |
zwarte bladluis |
meel:
meële (L267p Maasbree)
|
insectjes onder een blad, zwart [DC 68 (1993)]
III-4-2
|
24286 |
zwarte kraai, kraai |
ravel:
raavel (L267p Maasbree),
ravel (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree)
|
Hoe heet de zwarte kraai? [DC 06 (1938)] || kraai [SGV (1914)]
III-4-1
|
24865 |
zwarte nachtschade |
duivelskrallen:
eigen spellingsysteem
duuvelskralle (L267p Maasbree)
|
Zwarte nachtschade (solanum nigrum). Een 10 tot 40 cm grote, kruidachtige plant, niet windend; de stengels zijn iets behaard of kaal; de bladeren zijn iets eivormig, gaafrandig of iets bochtig getand; de bloemen groeien in schermvormige trossen, wit van k [N 92 (1982)]
III-4-3
|
24288 |
zwarte roodstaart |
roodstaart:
rôêtstèrt (L267p Maasbree)
|
zwarte roodstaart
III-4-1
|
24291 |
zwartkop |
grasmus:
graasmös (L267p Maasbree)
|
zwartkop
III-4-1
|