e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasbree

Overzicht

Gevonden: 4847
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boterkussentje boterbabbeltje: bôtterbabbeltje (Maasbree), spek: spek (Maasbree) boterkussentje; Hoe noemt U: Een met boter bereid snoepje (boterkussentje, kokkien, suikerspek) [N 80 (1980)] III-2-3
botervlootje botervlootje: booter-vlujetje (Maasbree) botervlootje [DC 23 (1953)] III-2-1
bouwland land: laŋk (Maasbree), veld: fęlt (Maasbree), vɛlt (Maasbree) Voor de akkerbouw gebruikt land, het geheel van akkers. [N 6, 33a; N 27, 3a; N 5AøIIŋ, 95a, 95b en 95c; N 11, 1a; L 31, 18; L 19, 1a; L 37, 11b; L a1, 113; L 4, 38; JG 1a, 1b; A 3, 38; A 10, 4; A 20, 1b; Wi 7; S 49; RND 4, 7, 8 en 10, r.37; Vld.; monogr.] I-8
bouwvoor bouwvoor: bǫu̯[voor] (Maasbree), de voor: dǝ [voor] (Maasbree), nerf/erf: ǝt˱ ɛrǝf (Maasbree) De bouwvoor of teellaag van akker- en tuingrond is de door regelmatig ploegen of spitten en bemesten vruchtbaar gemaakte humusrijke bovenlaag, waarin de gewassen wortel schieten. De dikte van deze laag komt overeen met de diepte van de geploegde of gespitte zaaivoor. Van de opgesomde termen zijn er sommige ook toepasselijk op een bepaalde (goede) grondsoort of op vruchtbare grond in het algemeen. [N 27, 26a + b; N 11A, 129f + 137a; A 47, 4d] I-1
bovenbies boordbandje: bōrtbɛntjǝ (Maasbree) De bies die aan de binnenzijde aan de bovenkant bij het inschot in een schoen aangebracht wordt. Volgens de informant van L 163a is de bovenbies de bies over de voorst of v√∂rst van de schoen. Zie afb. 23. [N 60, 18e] II-10
bovenbies [wld ii.10, p. 26] boordbandje: boordbendjes (Maasbree) Kent u de woorden bovenbies (tek. 18e) en rugbies (18e2)? Wat bedoelt men ermee? Hoe spreekt u het uit? [N 60 (1973)] III-1-3
bovenbonkelaar bonkelaar: bonkelaar (Maasbree) De bonkelaar aan de bovenzijde van de koning dat bij sommige Hollandse molens de wieg vervangt. [N O, 50g; Sch 39a; A 42A, 103; monogr.; A 42A, 11; A 42A, 11 add.] II-3
boveneinde van de stam top: Venlo e.o.  toep (Maasbree), topje: WLD  tuupke (Maasbree) Het dunne uiteinde van de stam, bovenaan (top, kop, topeind). [N 82 (1981)] III-4-3
bovenlicht bovenlicht: bōvǝlēxt (Maasbree) Zie kaart. Met de term 'bovenlicht' kan zowel een vast raam boven een (voor)deur als het al dan niet naar binnen openklappend bovenste deel van een raam worden bedoeld. De woordtypen 'waaier', 'waai', 'spinnekop', 'deurlicht' en 'deurvenster' duiden specifiek een vast raam boven een deur aan. [S 4; L 1 a-m; L 22, 10; L B1, 170; N 55, 54a; A 46, 10a, add.; A 46, 10c; A 49, 10; monogr.] II-9
bovenmate, hevig, zeer falikant: faliekant (verkiejert) (Maasbree) faliekant [SGV (1914)] III-4-4