e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasbree

Overzicht

Gevonden: 4847
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bovenneus naasje: nę̄skǝ (Maasbree) De normale neus, die boven de binnenneus van de schoen zit. [N 60, 81b] II-10
bovenneus [wld ii.10, p. 25] naasje: naeske (Maasbree) De normale neus die daarboven zit (bovenneus?) [N 60 (1973)] III-1-3
bovenstuk van een rijtuig imperiaal (<fr.): Van Dale: imperiaal (&lt;Fr.), II. zn., 1. zitgelegenheid boven op een auto- of omnibus, diligence enz.; - bak met lage rand, of een nekele rand of rekwerk op de kap van rijtuigen en motorvoertuigen, om daar koffers enz. te kunnen bergen.  imperial (Maasbree) het bovenstuk van een rijtuig [imperiaal] [N 90 (1982)] III-3-1
boventuig bovenwerk: bōvǝwerk (Maasbree), schacht: sxaxt (Maasbree) Het bovenste gedeelte van de schoen, het overleer. [N 60, 14; N 60, 15a; N 60, 6b] II-10
boventuig [wld ii.10, p. 23] bovenstuk: bovestökke (Maasbree), bovenwerk: bovewèrk (Maasbree) Het bovenste gedeelte van de schoen (boventuig, bovenwerk, bovenstuk?) [N 60 (1973)] || Hoe noemt u het deel van de laars dat het been boven de voet omsluit? [N 60 (1973)] III-1-3
bovenverdieping bovenste verdieping: boveste verdéping (Maasbree), bø͂ͅvəstə vərdēpeŋ (Maasbree), bovenverdieping: boveverdéping (Maasbree) bovenverdieping [SGV (1914)] || Hoe noemt u de bovenverdieping van een huis? (bovenverdieping, bovenste verdieping) [N 104 (2000)] III-2-1
bovenwerk opvullen wreef opwerken: vriǝf opwęrkǝ (Maasbree) Het bovenwerk boven de wreef opvullen. [N 60, 90b] II-10
box box: boks (Maasbree), nellie lupt waal aal in de box  boks (Maasbree) box: Nellie loopt al in de box (maar midden in de kamer durft ze nog niet). [DC 39 (1965)] || toestel waarin men kinderen leert lopen [lei, stuik, looprek, loopwagen, loopkorf, loopmand] [N 86 (1981)] III-2-2
braadworst braadworst: braotwòrs (Maasbree) braadworst [N 06 (1960)] III-2-3
braaf braaf: braaf (Maasbree, ... ), ⁄t kink is braaf (Maasbree, ... ) braaf [SGV (1914)] || braaf, gezegd van een kind [N 06 (1960)] || met een goed karakter, alles doend zoals het hoort [braaf, gief] [N 85 (1981)] III-1-4