23416 |
crypte |
krocht:
kroch (L267p Maasbree)
|
De ruimte, de kelder onder het priesterkoor, vroeger gebruikt als grafkelder [crypte, krocht?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
24327 |
daas (tabanidae) |
dees:
daes (L267p Maasbree),
dês (L267p Maasbree),
WLD
daes (L267p Maasbree)
|
daas (paardenvlieg) [SGV (1914)] || Hoe noemt u de grote vlieg waarvan verschillende soorten in ons land voorkomen. De wijfjes zuigen bloed bij grote zoogdieren en mensen. De grote soorten steken pijnlijk en achtervolgen mensen en dieren met grote hardnekkigheid (daas, dazerik, dol) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
20895 |
dadel |
dadel:
Venlo e.o.
dadel (L267p Maasbree),
WLD
dadel (L267p Maasbree)
|
De vrucht van de dadelpalm (dadel, smeerlap, vijgedaal). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
24785 |
dagkoekoeksbloem |
koekoeksbloem:
-
koekoeksbloom (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree)
|
dagkoekoeksbloem (Melandrium rubrum Weig.) [DC 60a (1985)]
III-4-3
|
23533 |
dagmissaal |
dagmissaal:
daagmissaal (L267p Maasbree)
|
Een kerkboek met misgebeden voor alle dagen van het kerkelijk jaar [dagmissaal?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21723 |
dagvaarding |
dagvaarding:
daagvaarding (L267p Maasbree)
|
de mededeling aan een verdachte of getuige dat hij op een bepaald tijdstip voor de rechter moet verschijnen [dagvaarding, dagement] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20018 |
dahlia (dahlia cav.) |
dahlia:
-
dahliasse (L267p Maasbree),
eigen spellingsysteem
dalia (L267p Maasbree)
|
dahlia [DC 60a (1985)] || Dahlia. De buitenste omwindselblaadjes, 5 in getal, zijn neergebogen of geheel omgeslagen. De bladeren zijn in brede slippen verdeeld. Bij sommige variëteiten zijn de lintbloemen in de lengte opgerold, of opgerold met een punt, daardoor krijgt de hele blo [N 92 (1982)]
III-2-1
|
27184 |
dak |
dak:
dāk (L267p Maasbree)
|
Het gehele samenstel dat de bedekking vormt van een huis of gebouw. Het bestaat uit een kap die wordt afgedekt met pannen, leien, zink, ijzer, stro of riet en die rust op de muurplaat of balklaag. Men onderscheidt verschillende dakvormen. Zie ook de volgende lemmata. [S 6; L 1a-m; L 8, 66; L 12, 9; L A2, 500; N 32, 43a; monogr.; Vld.]
II-9
|
30463 |
dakdekken |
dekken:
dękǝ (L267p Maasbree)
|
In het algemeen een dak met dakpannen, leien, lood, zink of koper bedekken. De verschillende materialen voor het dakdekken werden in Q 121c respectievelijk 'blij' ('blęj'), 'zink' ('tseŋk'), 'koper' ('kofǝr') of 'leien' ('lajǝ') genoemd. [N 64, 138; N 32, 46; monogr.]
II-9
|
22165 |
dakpan met opening om een duif doorgang te verlenen |
slag:
Algemene opmerking: deze vragenlijst is heel slecht ingevuld!
de slaäg (L267p Maasbree)
|
Hoe heet een dakpan met opening om een duif doorgang te verlenen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|