21165 |
dwarsbalk |
biels:
biels (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree)
|
de houten, stalen of gewapend betonnen dwarsbalk waarop de rails bevestigd zijn [biels, biel] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19345 |
dwarsdrijver |
warsdrijver:
wêrsdriever (L267p Maasbree),
warse prengel:
waerse prengel (L267p Maasbree)
|
dwarsdrijven [SGV (1914)] || iemand die zonder goede reden altijd tegen spreekt; die altijd anders wil dan de meerderheid [dwarserik] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18802 |
dwaze streek |
flap:
⁄nne flap (L267p Maasbree)
|
een dwaze streek [woei] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19504 |
dweil |
dweil:
dweͅi̯l (L267p Maasbree),
dweͅi̯əl (L267p Maasbree)
|
grove doek waarmee vloeren, stoepen, etc samen met water worden schoongemaakt [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
19657 |
dweilen |
dweilen:
dweͅi̯lə (L267p Maasbree),
dweͅi̯ələ (L267p Maasbree)
|
stenen of houten vloeren, stoepen, etc. met behulp van water en een grove doek schoonmaken [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
19260 |
dwingen |
dwingen:
dwinge (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree)
|
het iemand onmogelijk maken anders dan op een bepaalde wijze te handelen [dwingen, nopen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18405 |
eau de cologne |
eau de cologne (fr.):
ônjeklônje (L267p Maasbree),
reuk:
ruuk (L267p Maasbree)
|
reukwater, eau de cologne [lodderijn] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
24957 |
eb, laagtij |
laag water:
liëgwater (L267p Maasbree)
|
eb, teruggaan van het water van de zee en de toestand van laag water [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25024 |
echo |
echo:
echo (L267p Maasbree),
nagalm:
naogalm (L267p Maasbree)
|
een naklinkend geluid [halm, nagalm, echo] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
33297 |
echte koekoeksbloem |
koekoeksbloem:
kukuksblom (L267p Maasbree)
|
Lychnis flos-cuculi L. Een algemeen voorkomende plant in graslanden met rechtopstaande stengel en roze-rode bloemen met gespleten kroonbladeren. De plant bloeit van mei tot september en komt ook wel gekweekt voor. De hoogte varieert van 30 tot 90 cm. [A 17, 2; A 49B, 2; monogr.]
I-5
|