e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L372p plaats=Maaseik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
fatsoenlijk fatsoenlijk: det is eine fatsoonlijke minsch (Maaseik), Det is⁄n fetsoenleke mins (Maaseik) Dat is een fatsoenlijk mens. [ZND 35 (1941)] III-1-4
fazant fazant: fəzant (Maaseik) fazant (83 bekende jachtvogel; hen bruin en kleiner dan de kleurige haan [N 09 (1961)] III-4-1
feest feest: fiest (Maaseik), fīēst (Maaseik), het fiest gaang verbie zonder det ein leedje wairde gezoongen (Maaseik), fte (fr.): eigenlijk staat het accent over de twee es tezamen  feêt (Maaseik) Feest: het feest verliep, zonder dat er een lied werd gezongen. [ZND 46 (1946)] || Het schoonste feest (lidwoord!). [ZND 35 (1941)] III-3-2
feestdag van sint-maarten sint-maarten: sint maarten (Maaseik), sint marten (Maaseik), sint mearten (Maaseik), sint mierte (Maaseik) Sint-Maarten. [ZND 38 (1942)] III-3-3
feesten feestvieren: fieës veere(n) (Maaseik) een feest vieren [feesten, vieren, kermissen, fêteren] [N 112 (2006)] III-3-2
fiets fiets: de fits (Maaseik, ... ), de twie fitsen kruisen zich (Maaseik), fits (Maaseik, ... ), ⁄n fits (Maaseik), velo: velo (Maaseik) De twee fietsers kruisen elkaar, [ZND 29 (1938)] || fiets [ZND 44 (1946)] || Fiets. [ZND 35 (1941)] III-3-1
fietser fietser: de twie fitsers krujsen zich (Maaseik) De twee fietsers kruisen elkaar, [ZND 29 (1938)] III-3-1
fijn broed werkersbroed: werkǝrs˱brōt (Maaseik) De cellen bestemd voor het uitbroeden van werkbijen en het opbergen van honing. De zwerm begint altijd met het bouwen van dit fijn werk of de werkbijenraat. Deze raat bestaat uit kleine, in doorsnede vrijwel gelijke zeszijdige cellen, waarbij het punt waar drie zijden samenkomen steeds het midden vormt van het bodemvlak der aan de andere zijde van de raat gelegen cel. [N 63, 16b] II-6
fijn droog stof stof: stūf (Maaseik) Fijn droog stof op landwegen. [N 27, 37c] I-8
fijne hagel fijne hagel: fènənàgəl (Maaseik), ijzel: èisəl (Maaseik) fijne hagel [sjrot, schrot] [N 22 (1963)] III-4-4