e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L372p plaats=Maaseik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gaten in de kruim blazen: blūzǝ (Maaseik) De oorspronkelijke vraagstelling in N 29, 69b luidde: "Hoe noemt men de gaten in de kruin van het brood?" Het feit dat dit ''kruin kruim'' moest zijn, heeft de beantwoording niet noemenswaardig be√Ønvloed. [N 29, 69b; N 29, 69a; monogr.] II-1
gauwdief gauwdief: gauwdeef (Maaseik) gauwdief [ZND 01 (1922)] III-3-1
gebakje gebakje: gəbeͅkskəs (Maaseik), pat-tje: Syst. Frings  patēkə (Maaseik) Gebakje (buntje, taartje, gatoke?) [N 16 (1962)] III-2-3
gebakken aardappelen aardappelen in de pan: irpələ en də pan (Maaseik), schijfjes in de pan: Syst. Frings  šei̯fkəs en də pap (Maaseik) In schijfjes gebakken aardappelen (erpel in de pan, kosjes, petatteschijfkes?) [N 16 (1962)] III-2-3
gebarsten en zwartgeblakerd vaal: vāl (Maaseik) [N 29, 66b; monogr.] II-1
gebit gebeet: gǝbīę.t (Maaseik), gebit: alijk gebeet (Maaseik), gebiet (Maaseik, ... ) een gaaf gebit, het gebit van de oude man is nog helemaal gaaf. [ZND 45 (1946)] || Het geheel van alle tanden en kiezen van een paard. [JG 1a, 1b; N 8, 17 en 18b] || hij heeft een goed gebit [ZND 35 (1941)] I-9, III-1-1
gebluste kalk bluskalk: bløskalǝk (Maaseik), gebluste kalk: gǝbløstǝ kalǝk (Maaseik), geleste kalk: gǝlɛs˱dǝ kalǝk (Maaseik) Ongebluste kalk die met water is aangelengd. Zie ook het lemma 'Kalk blussen'. Gebluste kalk wordt gebruikt bij de bereiding van mortel. Woordtypen als 'stubkalk', 'poederkalk', 'poeder' en 'zakjeskalk' verwijzen naar schelpkalk die direct na het branden droog geblust wordt en in poedervorm op de bouwplaats wordt aangeleverd. [N 30, 30a; N 30, 30b; N 30, 30c; N 30, 32f; monogr.] II-9
geboorteomhulsel van een veulen lies: lēǝs (Maaseik) Het vruchtvlies dat na de geboorte van het veulen afkomt. Als de merrie het veulen alleen ter wereld brengt, stikt het veulen meestal in de zak, die zo sterk is, dat hij met behulp van een mes of scherp voorwerp geopend moet worden. [N 8, 54, 55 en 56] I-9
geboren worden geboren werden: geboere wiere (Maaseik), geboeëre wieëre (Maaseik) geboren worden (jong zijn) [N 115 (2003)] III-2-2
gebouw gebouw: gebouw (Maaseik, ... ) een nieuw gebouw [ZND 35 (1941)] || gebouw [ZND 12 (1926)] III-2-1