e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L372p plaats=Maaseik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
krabber krabber: krabǝr (Maaseik) Een meestal kegelvormig metalen werktuig met scherpe onderrand waarmee men de geweekte varkensharen verwijdert. Aan de bovenkant van de krabber bevindt zich een haak waarmee men de na het krabben achtergebleven lange haren uittrekt of de nagels afrukt. Omdat men een krabber vaak zelf maakt of laat maken van restanten van ander, niet meer bruikbaar gereedschap (bv. het blad van een schoffel) komen allerlei vormen voor. Voor het mes waarmee men de geweekte ha-ren en opperhuid van het varken verwijdert zie men het lemma ''mes''. Zie afb. 6. [N 28, 28a; N 28, 36; monogr.] II-1
krakeling suikerring: so.kərreŋk (Maaseik), suikerringetje: Syst. Frings  sōkərreŋskə (Maaseik) Krakeling (britsel, ring?) [N 16 (1962)] III-2-3
krakende schoen kraken (ww.): mən šōn krākə (Maaseik) schoenen die een krakend geluid maken als men er op loopt [kraokschoen] [N 24 (1964)] III-1-3
kram oog: (mv)  ǭu̯gǝ (Maaseik) Oog, haak of kram waarin het slaghout gestoken werd om het vast te zetten. [N 17, 21; N G, 56g] I-13
kramer kramer: kriemer (Maaseik), voddenkramer: iemand die vodden rondhaalt  voddekrumer (Maaseik) kramer [ZND 01 (1922)] || Kramer. [ZND 36 (1941)] III-3-1
krampig (het heeft) krampen: krampǝ (Maaseik) Gezegd van een paard dat kramp in de benen heeft. Vooral als de paarden een tijdje gestaan hebben, zijn ze erg stijf in de achterpoten. Het paard gaat als een haan. Zie ook het lemma ''hanetred'' (7.29). [N 8, 94c] I-9
kramsvogel tjaklijster: tšaklei̯stər/tjaklei̯stər (Maaseik) kramsvogel (25 groter dan koperwiek [021]; vaak in diens gezelschap; heeft grijze kop en stuit; ook alleen wintervogel; roep [tjak-tjak-tjak] [N 09 (1961)] III-4-1
krant gazet (<fr.): gezet (Maaseik) krant [ZND 17 (1935)] III-3-1
krassen krassen: krasse (Maaseik) krassen [ZND 01 (1922)] III-4-4
kreeft kreeft: krāēft (Maaseik), ook in ZND 28, 048  kreeft (Maaseik), kreif (Maaseik), kreift (Maaseik) kreeft [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)] III-2-3