e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L372p plaats=Maaseik

Overzicht

Gevonden: 4905
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
berkenbezem berkenbezem: berkəbɛsəm (Maaseik), bɛrkebɛsəm (Maaseik), bremmenbezem: gemaakt van brem  brøməbɛsəm (Maaseik) bezem gemaakt van berketwijgjes (rijsbezem, berkenbezem, berkenboender) [N 20 (zj)] III-2-1
beroerte beslag: beslaach (Maaseik), beslaag (Maaseik, ... ), beslaag kreigen (Maaseik) Beroerte: verlamming veroorzaakt door uitstorting van bloed in de hersenen (beroerte, beslag, slag). [N 107 (2001)] || een beroerte, een geraaktheid krijgen [ZND 32 (1939)] III-1-2
beroker beroker: bǝrø̜jkǝr (Maaseik) Rookverwekkend apparaat ter kalmering van de bijen, dat men met de hand of mechanisch bedient. Hiermee hoeft men niet, zoals bij een gewone tabakspijp, eerst in te ademen. Men kan er oude lappen, surrogaat-tabak, houtwol, droog mos en andere dingen in stoken. De beroker blijft doorsmeulen en wanneer men rook nodig heeft, doet men een paar slagen met de blaasbalg. Er zijn ook berokers die met een veer werken. Wanneer die opgewonden is, kan het apparaat zichzelf enige tijd aanjagen. Het type Vulcan werkt met zo''n veer. [N 63, 77e; N 63, 76b; N 63, 76a; N 63, 73d; Ge 37, 158; monogr.] II-6
berrie ber(ri)g: børǝx (Maaseik), (mv)  børǝgǝ (Maaseik), berrie: bø̜rǝx (Maaseik), tremen: trēmǝ (Maaseik) Elk van de twee bomen van de hoog- en stortkar waartussen het paard gespannen werd. De berries van de hoogkar verschillen essentieel van die van de stortkar: bij de eerste lopen de berries onder de hele bak door en maken ze er deel van uit (de zijwanden worden erop vastgezet), terwijl bij de tweede de berries tot halverwege de bak lopen en een aparte constructie vormen waarop de bak rust. Hierdoor kan de bak van de stortkar kippen, terwijl de berries op hun plaats blijven. Wanneer de bak van de hoogkar echter gekipt moet worden, gaat het hele voorstel van de kar omhoog. [N 17, 16 + 50b; N G, 54b + 64b; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2c; L 32, 63; L 34, 10; A 27, 20; Lu 5, 20] || Het uit twee balkjes bestaande toestel op de steenkuip waarop of waartussen het kaar rust. Zie ook afb. 82. [N O, 19h; A 42A, 38; Vds 147; Jan 154; Coe 135; Grof 156; N D, 33 add.] I-13, II-3
beschermstenen of -palen beschermers: (enk)  bǝšɛrǝmǝr (Maaseik), hoekstenen: hōkstɛi̯n (Maaseik) Beschermstenen van natuursteen of dikke houten beschermpalen (soms ook wel van ijzer) worden geplaatst schuin tegen zijkanten van poorten en tegen hoeken van muren of tegen brugleuningen om beschadigingen door voertuigen te voorkomen. Bij boerderijen komen ze vooral voor aan schuurpoorten en ingangspoorten (van de gesloten hoeve). Soms dienen de stenen of palen ook als steun voor de muur waartegen ze rusten. Meervoudige opgaven benoemen de beide beschermstenen of -palen aan weerskanten van een opening. Zie ook afbeelding 18.a bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 43a; monogr.; add. uit N 4A, 42f] I-6
beschikker beschikker: bǝšekǝr (Maaseik) Vrij moderne kleimachine, die de aanvoer van klei regelt via onderling gescheiden bakken waardoor men grondstof uit verschillende putten kan bewerken. In Q 83 was de baggerinstallatie verbonden met een kastenbeschikker die de leem in een kuip mengde en vervolgens kleine slangetjes vormde. Dergelijke worstvormige stukken klei, strang leem (straŋk lēm) of saucijsje (s\sī̄sk\) genoemd, werden door een arbeider op een palet gestapeld, s-vormig op elkaar, om te beletten dat ze zouden afvallen. [monogr.; N 98, 89 add.] II-8
beschuit beschuit: bescheut (Maaseik), 1a-m  bescheūt (Maaseik), beschuüt (Maaseik), bəxyjt (Maaseik) beschuit [ZND 21 (1936)] || de beschuit [N 29 (1967)] III-2-3
beschuit met muisjes beschuit met muizenkeuteltjes: beschóut met mouzekutelkes (Maaseik), beschuiten met muizenkeutelen: Syst. Frings  bəšø̄i̯tə meͅt mōu̯zəkytələ (Maaseik, ... ), beschuiten met muizenkeuteltjes: bəšytə meͅt mu̞u̯səkytəlkəs (Maaseik, ... ) beschuit met muisje || Beschuiten met muisjes [N 16 (1962)] III-2-2, III-2-3
beschuitbol beschuit: bǝsxø̄t (Maaseik), beschuitenkoekje: bəšyi̯tə køkskəs (Maaseik) [N 29, 61; N 29, 60]Beschuitbollen, éénmaal gebakken en niet doorgesneden (bestelle?) [N 16 (1962)] II-1, III-2-3
beschuitdoppen dopjes: døpkǝs (Maaseik) De vormen die bij het opbollen van beschuitdeeg gebruikt worden. [N 29, 59b; N 29, 59a] II-1