34223 |
muilkorf voor kalveren |
mondkorf:
montkø̄rǝf (L372p Maaseik),
muilkorfje:
mø̜u̯lkørfkǝ (L372p Maaseik)
|
De muilkorf voor kalveren die geen hooi mogen vreten. [N 3A, 14e]
I-11
|
17872 |
muilpeer |
kaakslag:
kaakslag (L372p Maaseik),
muilpeer:
muilpeer (L372p Maaseik),
Plat
moulpeir (L372p Maaseik)
|
hoe heet een slag op de kaak ? Geef aan welke woorden gemeenzaam of plat zijn. [ZND 36 (1941)] || muilpeer [ZND 01 (1922)]
III-1-2
|
18308 |
muiltje |
muiltje:
møylkəs (L372p Maaseik)
|
muiltjes, pantoffels zonder hielstuk [N 24 (1964)]
III-1-3
|
24357 |
muis |
muis:
moĕs (L372p Maaseik)
|
muis [Willems (1885)]
III-4-2
|
17663 |
muis van de hand |
muis:
muəs (L372p Maaseik)
|
muis van de hand (het onderste, vlezige deel van de duim) [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20122 |
muizen |
muizen:
moezen (L372p Maaseik),
mooizen (L372p Maaseik),
muizen vangen:
muis vange (L372p Maaseik)
|
de katten muizen [ZND 31 (1939)]
III-2-1
|
33687 |
mulle grond |
mal:
mal (L372p Maaseik)
|
Droge losse grond, zonder kluiten. [N 27, 37a; monogr.]
I-8
|
21642 |
muntgeld |
klatergeld:
ps. omgespeld volgens Frings.
klotərgeͅlš (L372p Maaseik),
ps. omgespeld volgens Frings. Boven de @ staat nog een dakje (^ deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen en heb alleen de @ omgespeld.
klōtərgeͅ^lš (L372p Maaseik)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: muntgeld, klinkend geld in het algemeen [geen bankbiljetten dus] [speeses?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
34392 |
muntig schaap |
kween:
kwēnj (L372p Maaseik)
|
Schaap dat eenmaal gelamd heeft en dan onvruchtbaar blijft. [N 19, 66]
I-12
|
34069 |
muntige koe |
lege:
lē̜x (L372p Maaseik),
mans (bijvgl. nmw.):
mau̯s (L372p Maaseik),
tochtig (bijvgl. nmw.):
tø̜xtex (L372p Maaseik)
|
Koe die men een tijdlang vrij wil houden en daarom niet laat dekken als ze tochtig is. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 28]
I-11
|