e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L372p plaats=Maaseik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
oksel oksel: oͅksəl (Maaseik) oksel, oksels [oksel, okselschrooi, hoksel, hoks] [N 10 (1961)] III-1-1
olie slaan smout slaan: smaw.t slǭ.n (Maaseik) In een oliemolen olie persen uit geplette en verwarmde zaden. Zie ook de lemmata ɛvoorslagblokɛ en ɛheiɛ.' [Jan 17; Jan 279; Coe 15 add.; JG 1b, add.] II-3
oliebol oliebol: Syst. Frings  uliboͅL (Maaseik), smoutbol: smáu̯tbol (Maaseik), Syst. Frings  smau̯t˂boͅl (Maaseik), smōͅu̯t˂boͅl (Maaseik) In raapolie gebakken ronde koek van meel, krenten en eieren (oliekoek?) [N 16 (1962)] || Oliebol (nonnevot?) [N 16 (1962)] III-2-3
oliekoek oliekoek: ūlikōk (Maaseik), smoutkoekje: smau̯tkøkskəs (Maaseik) In raapolie gebakken ronde koek van meel, krenten en eieren (oliekoek?) [N 16 (1962)] III-2-3
oliemolen slagmolen: slā.x[molen] (Maaseik) Wind-, water- of rosmolen waarin uit zaden olie wordt geslagen. Het zaad wordt daartoe gekneusd met behulp van de zgn. kollergang bestaande uit twee verticaal geplaatste loperstenen. Het geplette zaad wordt in een pan verhit en vervolgens in wollen zakjes (builen) geborgen, waarna de builen in leren omslagen met een paardeharen voering gelegd worden. Het op deze wijze verpakte warme zaadmeel wordt daarna tweemaal geperst. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [JG 1a; JG 1b; Vds 15; Jan 15; Coe 5; Grof 5; monogr.; N D add.] II-3
omarmen ompakken: ompakke (Maaseik), ompakke(n) (Maaseik) Met gestrekte armen omvatten ((om)vademen, (om)spannen, omarmen, (om)pakken) [N 108 (2001)] III-1-2
omheinen afrasteren: āfrøstǝrǝn (Maaseik), omtuinen: ǫmtūnǝn (Maaseik), tuinen: tou̯nǝ (Maaseik) Iets omgeven met een omheining, meest van toepassing op een weiland. [N 14, 63; L 32, 45; A 25, 9; Gwn 16, 11; Vld.; monogr.] I-8
omheining tuin: tøi̯n (Maaseik), tǫu̯n (Maaseik) De omheining in het algemeen. [N 14, 62; N 14, 67; S 11, 13; L 19B, 5a; A 25, 5; RND 8, 20; Gwn 16, 11; monogr.] I-8
omhelzen om de nek pakken: om de nek pakken (Maaseik), om de nek vallen: om de nek valle (Maaseik), Om De Nek Valle (Maaseik), omhelzen: omhelze(n) (Maaseik) Omhelzen: iem. de armen om de hals slaan (omhelzen, om de hals/nek vallen, lief dujen) [N 108 (2001)] III-1-2
omhooggaan omhooggaan: omhoeg goen (Maaseik), omhoeëg goeën (Maaseik, ... ), opstijgen: opstijge(n) (Maaseik) Omhooggaan, naar boven gaan (rijzen, (op)stijgen, omhoog gaan) [N 108 (2001)] III-1-2