e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L372p plaats=Maaseik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pannenkoek eierenkoek: eierekook (Maaseik), koek: kook (Maaseik), kōk (Maaseik), Syst. Frings  kōk (Maaseik), pannenkoek: pannekook (Maaseik, ... ), panəkōk (Maaseik) Pannekoek, heel in het algemeen (struif, flenske, koekebak?) [N 16 (1962)] || pannenkoek [ZND 40 (1942)] || Wentelteefjes (fleweene brood, fluweele brood, verdwene brood, verwèène brood?) [N 16 (1962)] III-2-3
pannenkoekenbeslag deeg: Syst. Frings  dɛ̄x (Maaseik), koekendeeg: kōkən deͅi̯x (Maaseik), Syst. Frings  kōkəndɛ̄x (Maaseik) Beslag voor het bakken van pannekoeken (timper?) [N 16 (1962)] III-2-3
pannenlap kwezel: kwēzəl (Maaseik, ... ) lap waarmee men hete voorwerpen van het vuur neemt (kwezel) [N 20 (zj)] III-2-1
pannenstrijker voeger: vōgǝrt (Maaseik) Smalle, lange troffel die wordt gebuikt om specie tussen de pannen te strijken. Zie ook afb. 77. [N 30, 8d; monogr.] II-9
pannentang nijptang: nęjptaŋ (Maaseik) Lange nijptang waarmee de dakdekker stukken van pannen afknipt wanneer ze aan het ondereinde een schuine richting moeten hebben. Zie ook afb. 76. [N 30, 17; monogr.] II-9
pantoffel pantoffel: pantoffel (Maaseik, ... ), slof: eine slôf (Maaseik), slof (Maaseik, ... ), slŏĕf (Maaseik), sluf (Maaseik, ... ) pantoffel [ZND 40 (1942)], [ZND m] || Slof, een paar sloffen. Bedoeld worden ruime pantoffels van ruwe stof (zelfkant) zonder of met neergetrapt achterstuk (fr. chaussons de lisière) [ZND 48 (1954)] III-1-3
pap brij: #NAME?  breͅi̯ (Maaseik), pap: pap (Maaseik, ... ), Syst. Frings  pap (Maaseik) brij [ZND 01 (1922)] || Pap, heel in het algemeen [N 16 (1962)] || Wat verstaat u onder: brui (groente, kool of vleesnat?) Uitspraak a.u.b. [N 16 (1962)] III-2-3
papier papier: papeer verfrommelen (Maaseik), pepeer verfrommelen (Maaseik) papier frommelen, verfrommelen [ZND 35 (1941)] III-3-1
paraplu paraplu: eine paraplui (Maaseik), eine parepleui (Maaseik), pa.rəpløij (Maaseik), perreplui (Maaseik), ’n parepleu (Maaseik), heb is onduidelijk; zou ook haib kunnen zijn  ich heb miene paraplie in de statie laoten staon (Maaseik) paraplu [N 23 (1964)], [ZND 40 (1942)] || Paraplu. Ik heb mijn paraplu in het station laten staan. [ZND 46 (1946)] III-1-3
parel parel: parel (Maaseik, ... ), pieërel (Maaseik), pareltje: pierelke (Maaseik) Parel. Sieraad van de pareloester of –mossel met hoge waarde [parel, paarlemoer] [N 114 (2002)] III-1-3