21214 |
riool |
riool:
nieuw in Maaseik
riūəl (L372p Maaseik)
|
De dikke buizen onder de grond [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
24409 |
ritnaald, larve van de kniptor |
koperworm:
kupərworəm (L372p Maaseik),
ritnaald:
retnoͅj (L372p Maaseik)
|
ritnaald, koperworm, schadelijke kniptor-larve die van plantenwortels leeft [N 26 (1964)]
III-4-2
|
18214 |
ritssluiting |
tirette (fr.):
tərēt (L372p Maaseik)
|
Ritssluiting [DC 64 (1989)]
III-1-3
|
33478 |
rode aalbes |
miemerten:
miemerte (L372p Maaseik),
mijmerte (mv.) (L372p Maaseik),
verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u en ZND02, 4
meimert (L372p Maaseik)
|
aalbes || rode aalbes [ZND 01 (1922)]
I-7
|
33231 |
rode biet |
kroot:
kruǝt (L372p Maaseik)
|
Beta vulgaris L. var. rubra L. Deze bietensoort hoort eigenlijk onder de groenten uit de moestuin, en daardoor in de aflevering over de boerderij en het erf, maar is toch hier ondergebracht vanwege "lexicale nabijheid" met biet, kroot. De knollen met een doorsnee van 8-10 cm worden gekookt en warm of koud als salade gegeten. De knollen en het kookvocht hebben een felle donkerpaarse kleur. [A 4, 26d; A 13, 2a; A 49, 1b; L 20, 26d; monogr.]
I-5
|
24405 |
rode bosmier |
bosmier:
bosmier (L372p Maaseik),
rode amezeiksel:
ruj ōͅməzeͅi̯ksəl (L372p Maaseik)
|
bosmier, (grote) rode ~ [stekkedraoger, brak] [N 26 (1964)] || rode bosmier. Dialectbenamingen voor soorten mieren [N102 (1998)]
III-4-2
|
33257 |
rode klaver |
tamme klee:
tāmǝ [klee] (L372p Maaseik)
|
Trifolium pratense L. Een 15 tot 50 cm hoge plant met paarsrode of roze bloemhoofdjes, die van juni tot de herfst bloeien. Rode klaver wordt vooral als veevoeder geteeld. Rode klaver gedijt, overigens evenals witte klaver, het best "onder dekvrucht", d.w.z. dat het tegelijk met een winterkoren wordt gezaaid en dan pas opkomt wanneer die dekvrucht in de herfst is geoogst. In het volgende seizoen wordt de klaver dan geweid of enkele malen gemaaid. Rode klaver is wat "kieskeuriger" dan witte klaver, stelt hogere eisen aan de grond, maar schiet goed recht op en laat zich gemakkelijker maaien. Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.]
I-5
|
34033 |
rode koe |
rode koe:
rūi̯ [koe] (L372p Maaseik)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 124]
I-11
|
34034 |
rode koe met geheel witte kop |
blaarkop:
blārkǫp (L372p Maaseik),
witkop:
wetkǫp (L372p Maaseik)
|
[N 3A, 125a]
I-11
|
20655 |
rode kool |
hoofdje rood moes:
hötje roëd moos (L372p Maaseik),
rode kool:
roeie kuul (L372p Maaseik, ...
L372p Maaseik),
rood moes:
roed moos (L372p Maaseik),
roet moos (L372p Maaseik),
rued moos (L372p Maaseik)
|
rode kool [ZND 34 (1940)] || Rode kool (als plant of gewas) [Lk 05 (1953)], [ZND 34 (1940)]
I-7, III-2-3
|