33487 |
rode renet, sterappel |
binnenrode:
bènneroêje (mv.) (L372p Maaseik)
|
sterappel
I-7
|
21183 |
roeien |
roeien:
rujə (L372p Maaseik)
|
roeien [ZND A2 (1940sq)]
III-3-1
|
24235 |
roek |
roek:
ruk (L372p Maaseik)
|
roek (46 bekende vogel; zwart met paarsige glans; kale rand boven aan de snavel; broedt in kolonies; leeft in troepen; roep [kao-kao-kao], [waaak] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
34557 |
roep- en lokwoord voor de kalkoen |
kals, kals, kals:
kals, kals, kals (L372p Maaseik)
|
Men kan de kalkoen roepen door het geluid van hen na te bootsen. Omdat ze vaak grootgebracht worden samen met de kippen, worden ze ook wel (L 191 (Afferden), 245b (Tienray), Q 2 (Hasselt), 192 (Margraten), 195 Sint-Geertruid)) gelokt met roepwoorden voor kippen. Een andere mogelijkheid tot lokken is dat men fluit of een bepaald keelgeluid (L 360 (Bree)) maakt. [L 47, 9C; A 6, 4]
I-12
|
34528 |
roep- en lokwoord voor de kip |
tiet:
tīt (L372p Maaseik),
tīǝt (L372p Maaseik),
tiet, tiet, tiet:
tīt, tīt, tīt (L372p Maaseik),
tīǝt, tīǝt, tīǝt (L372p Maaseik)
|
Naast de verschillende roepwoorden kan men de kippen ook lokken door een zuigend klappend geluid te maken met de tong tegen de tanden (P 176 (Sint-Truiden)) of door te fluiten (Q 2 (Hasselt)). [N 19, 44a; L 47, 9a; A 6, 2b; A 6, 2a; VC 14, 2n -r-; Vld.; L B2, 259a; monogr.]
I-12
|
34379 |
roep- en lokwoord voor een big |
tjak, tjak, tak:
tjak, tjak, tak (L372p Maaseik),
tsjak, tsak, tsak:
tšak, tsak, tsak (L372p Maaseik)
|
Roep- en lokwoord voor een big. Iets roepen kan ook vervangen worden door een smakkend geluid te maken of door te klakken met de tong. [N 19, 11b; VC 14, 2d r; monogr.]
I-12
|
34529 |
roep- en lokwoord voor het kuiken |
kuik, kuik, kuik:
kȳk, kȳk, kȳk (L372p Maaseik),
pik, pik, pik:
pek, pek, pek (L372p Maaseik),
tiet:
tīt (L372p Maaseik),
tsjiep, tsjiep, tsjiep:
tšip, tšip, tšip (L372p Maaseik)
|
[N 19, 44b; A 6, 2c; L 47, 9b; VC 12 2o -r-; monogr.]
I-12
|
34377 |
roep- en lokwoord voor het varken |
kuus, kuus, kuus:
kuš, kuš, kuš (L372p Maaseik)
|
In plaats van kuus roepen klakt men ook wel met de tong. [N 19, 11a; VC 14, 2c (r]
I-12
|
34442 |
roep- en lokwoorden voor het lam |
lemmen, lemmen:
lęmǝ, lęmǝ (L372p Maaseik)
|
[N 19, 74b; VC 14, 2k (R]
I-12
|
34441 |
roep- en lokwoorden voor het schaap |
lemmen, lemmen:
lē̜i̯mǝ, lē̜i̯mǝ (L372p Maaseik)
|
[N 19, 74a; VC 14, 2j (R]
I-12
|