e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L372p plaats=Maaseik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rode renet, sterappel binnenrode: bènneroêje (mv.) (Maaseik) sterappel I-7
roeien roeien: rujə (Maaseik) roeien [ZND A2 (1940sq)] III-3-1
roek roek: ruk (Maaseik) roek (46 bekende vogel; zwart met paarsige glans; kale rand boven aan de snavel; broedt in kolonies; leeft in troepen; roep [kao-kao-kao], [waaak] [N 09 (1961)] III-4-1
roep- en lokwoord voor de kalkoen kals, kals, kals: kals, kals, kals (Maaseik) Men kan de kalkoen roepen door het geluid van hen na te bootsen. Omdat ze vaak grootgebracht worden samen met de kippen, worden ze ook wel (L 191 (Afferden), 245b (Tienray), Q 2 (Hasselt), 192 (Margraten), 195 Sint-Geertruid)) gelokt met roepwoorden voor kippen. Een andere mogelijkheid tot lokken is dat men fluit of een bepaald keelgeluid (L 360 (Bree)) maakt. [L 47, 9C; A 6, 4] I-12
roep- en lokwoord voor de kip tiet: tīt (Maaseik), tīǝt (Maaseik), tiet, tiet, tiet: tīt, tīt, tīt (Maaseik), tīǝt, tīǝt, tīǝt (Maaseik) Naast de verschillende roepwoorden kan men de kippen ook lokken door een zuigend klappend geluid te maken met de tong tegen de tanden (P 176 (Sint-Truiden)) of door te fluiten (Q 2 (Hasselt)). [N 19, 44a; L 47, 9a; A 6, 2b; A 6, 2a; VC 14, 2n -r-; Vld.; L B2, 259a; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor een big tjak, tjak, tak: tjak, tjak, tak (Maaseik), tsjak, tsak, tsak: tšak, tsak, tsak (Maaseik) Roep- en lokwoord voor een big. Iets roepen kan ook vervangen worden door een smakkend geluid te maken of door te klakken met de tong. [N 19, 11b; VC 14, 2d r; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor het kuiken kuik, kuik, kuik: kȳk, kȳk, kȳk (Maaseik), pik, pik, pik: pek, pek, pek (Maaseik), tiet: tīt (Maaseik), tsjiep, tsjiep, tsjiep: tšip, tšip, tšip (Maaseik) [N 19, 44b; A 6, 2c; L 47, 9b; VC 12 2o -r-; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor het varken kuus, kuus, kuus: kuš, kuš, kuš (Maaseik) In plaats van kuus roepen klakt men ook wel met de tong. [N 19, 11a; VC 14, 2c (r] I-12
roep- en lokwoorden voor het lam lemmen, lemmen: lęmǝ, lęmǝ (Maaseik) [N 19, 74b; VC 14, 2k (R] I-12
roep- en lokwoorden voor het schaap lemmen, lemmen: lē̜i̯mǝ, lē̜i̯mǝ (Maaseik) [N 19, 74a; VC 14, 2j (R] I-12