e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L372p plaats=Maaseik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schapenvet schaapsvet: šo.psveͅt (Maaseik), schapenreut: Syst. Frings  šōͅpərɛ̄i̯t (Maaseik) Schapevet (ongel?) [N 16 (1962)] III-2-3
schapestal, schaapskooi schaapsstal: šǫps[stal] (Maaseik), šǭps[stal] (Maaseik) De stal, doorgaans een apart gebouw, waarin de schapen overnachten. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [L 38, 29; A 10, 9f; N 5, 105f; monogr.] I-6
scharnier scharnier: šǝrnē.r (Maaseik) Scharnier waarmee de hoogsels kantelbaar aan de sluisdeur zijn bevestigd. [Vds 55; Jan 51] II-3
scharrelen dabben: dabǝ (Maaseik), dabǝn (Maaseik), scharren: šarǝ (Maaseik), šarǝn (Maaseik) De kippen dabben en scharren in de grond om wormen, insecten en dergelijke te vinden. [N 19, 61a; L 33, 20; monogr.] I-12
schede schede: šēͅi̯ (Maaseik), šɛi̯ (Maaseik) schede, lederen ~ waarin een mes wordt bewaard [N 20 (zj)] III-2-1
schede van de koe vazel: vā.zǝl (Maaseik) Uitwendig geslachtsorgaan van de koe. [N C, 13; JG 1a, 1b; A 48A, 47b; monogr.] I-11
scheel scheel (bn.): šīəl (Maaseik) scheel [ZND m] III-1-1
scheel zien lonken: Bet: een beetje of beter nog eventjes scheel zien.  loenken (Maaseik), scheel kijken: sjiel kie-jke (Maaseik), sjieël ki-jke (Maaseik), sjieël kijke(n) (Maaseik) lonken (uitspraak en betekenis) [ZND 37 (1941)] || Scheel zien: gebrek van de ogen waarbij de oogassen niet op een zelfde punt gericht kunnen worden (scheel zien, scheel kijken, loensen) [N 108 (2001)] III-1-1
scheen scheen: šēn (Maaseik) scheen [ZND m] III-1-1
scheerapparaat scheerapparaat: sjieërapperaat (Maaseik), scheermachine: sjiermesji-jn (Maaseik), sjieërmesjieën (Maaseik), scheermachinetje: elektris sjiermesjingke (Maaseik) Een electrisch scheerapparaat [scheermachine, scheerder] [N 114 (2002)] || Electrisch scheerapparaat [DC 64 (1989)] III-1-3