e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L372p plaats=Maaseik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sprinkhaan sprinkhaan: sprinkhân (Maaseik) sprinkhaan [Willems (1885)] III-4-2
sproeten spronselen: spronšələ (Maaseik) sproet, sproeten [sproewtels] [N 10 (1961)] III-1-1
sprokkelen (hout) rapen: hout rape (Maaseik), houtrape (Maaseik) Sprokkelen: gevallen, dor hout zoeken (sprokkelen, (hout) rapen, zeumeren, kneppen) [N 108 (2001)] III-1-2
sprookje vertelseltje: verteilselke (Maaseik), vertelselke (Maaseik, ... ), vertilsəkə (Maaseik), vertelsertje: vertelserke (Maaseik) hoe heet een kindervertelsel ? kent ge nog een woord sage ? (uitspraak) [ZND 42 (1943)] III-3-1
spuiten spuiten: spuite (Maaseik), spuite(n) (Maaseik), spuiten (Maaseik) Met kracht vloeistof door een nauwe opening persen (spuiten, spruiten, spritsen, sprietelen) [N 108 (2001)] III-1-2
staakbonen rijzererwten: riezer erten (Maaseik) [N P (1966)] I-7
staakijzer van de rosmolen staakijzer: stākejzǝr (Maaseik), stākēzǝr (Maaseik) De verticaal onder de molenstenen geplaatste, vaak van ijzer vervaardigde spil die de loper aandrijft. Zie ook de lemmata ɛstaakijzer van de windmolenɛ en ɛstaakijzer van de watermolenɛ.' [N D, 17] II-3
staakijzer van de watermolen staakijzer: stākizǝr (Maaseik) Bij watermolens een loodrecht staande, zware spil die aan de bovenzijde met een nok in het gat van de rijn van de loper past en aan de onderzijde in een op een beweegbare balk staande ijzeren pot draait. Op het staakijzer is een rondsel gemonteerd. Het geheel bevindt zich bij watermolens meestal onder de molenstenen. Achter het plaatscodenummer is tussen haakjes vermeld van welk materiaal het staakijzer in de betreffende plaats is vervaardigd. Zie ook het lemma ɛstaakijzer van de windmolenɛ.' [Vds 82; Jan 104; Coe 90; Grof 103; A 42A, 14; A 42A, 22; N D, 14] II-3
staan staan: staon (Maaseik) staan [ZND 46 (1946)] III-1-2
staart staart: staart (Maaseik), start (Maaseik, ... ), staartje: steirtseke (Maaseik), sterke (Maaseik), sterteke (Maaseik), stertje (Maaseik) [A 2, 37; L 29, 27; S 35; monogr.]staart [ZND 07 (1924)] || staartje [ZND 38 (1942)] || Zie afbeelding 2. [JG 1a, 1b, 2c; monogr.] || Zie afbeelding 2.37. [JG 1a, 1b; RND 60] I-11, I-12, I-9, III-4-2