e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L372p plaats=Maaseik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stamboekstier stamboekstier: stambōkstīr (Maaseik) Stier waarvan de gegevens betreffende afkomst e.d. in een stamboek staan ingeschreven: raszuivere stier. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b] I-11
stamper dam: dam (Maaseik), stempel: stɛmpǝl (Maaseik) Blok, voorzien van één of twee handvatten, dat wordt gebruikt om zand- en kalkkluiten fijn te maken, beton aan te stampen en aarde vast te drukken. Een stamper kan van hout of ijzer vervaardigd zijn. Zie ook afb. 7. [N 30, 20; monogr.] II-9
stamphoning stamphoning: stamphø̜neŋ (Maaseik) Honing die verkregen wordt door de raten in een ton of kuip te stampen. Raten met wat honing en veel stuifmeel worden in een ton gestampt en bewaard. Het geheel dient als voer in het voorjaar. Het is zeer eiwitrijk voer dat een snelle voorjaarsontwikkeling bevordert. Reststukken van raten worden met een bepaald soort stamper, bijvoorbeeld een moesstamper (L 416), bewerkt. Zie ook het lemma Wintervoedsel. [N 63, 116d; N 63, 115d; N 63, 116e] II-6
stamppot hutsepot: Syst. Frings  høtsəpoͅt (Maaseik), potage: pətāzi (Maaseik), #NAME?  pətāzi (Maaseik), Syst. Frings Verschillende soorten moes onder elkaar gemengd  pətāžə (Maaseik), stomp: stoͅməp (Maaseik) Stamppot, heel in het algemeen [N 16 (1962)] || Wat verstaat u onder: potaage, petazzie (soep, gekookte groente of stamppot?) a.u.b. ook de uitspraak aangeven [N 16 (1962)] III-2-3
stamppot met stokvis stamppot: stampot (Maaseik), Syst. Frings  stamppoͅt (Maaseik), stomp met stokvis: stoͅmp meͅt stokvis (Maaseik) Stamppot van aardappelen met stokvis en uien (pratmoes, stieveleknech, kalvètsj?) [N 16 (1962)] III-2-3
standbeeld standbeeld: sta͂ndbe.l (Maaseik) standbeeld [RND] III-3-2
stapvoets gaan (stapvoets) gaan: gū.n (Maaseik) De langzaamste gang van het paard (stap, draf, galop) waarbij de vier voeten in de volgende volgorde opgeheven en weer neergezet worden: links achter, links voor, rechts achter, rechts voor, links voor, rechts achter, rechts voor en links achter. Zijn de vier hoefslagen niet duidelijk hoor- en zichtbaar, dan noemt men de stap onregelmatig. Zie afbeelding 8. [N 8, 81a] I-9
station statie (<lat.): ich haib miene paraplie in de statie laoten staon (Maaseik) Ik heb mijn paraplu in het station laten staan [ZND 46 (1946)] III-3-1
staven staven: stę̄f (Maaseik  [(id)]  ) De spijlen van het rondsel of van de wieg in zowel de water- als de windmolen. Zie ook afb. 58. In de meeste watermolens uit het onderzoeksgebied was het rondsel vervangen door een, vaak metalen, kamrad. De benamingen voor de kammen van dit soort raderen zijn geplaatst in het lemma ɛkammenɛ.' [N O, 14b; N O, 50f; Vds 92; Jan 103; Coe 83] II-3
steek scheepje: [sic]  šīpkə (Maaseik), steek: messesteek (Maaseik), steek (Maaseik, ... ), stēk (Maaseik), stiék (Maaseik) een steek (van een mes) [ZND 31 (1939)] || steek [ZND m] || steek, hoed waarvan de (gedeeltelijke opgeslagen) luifel in twee punten uitloopt (zoals de militarie steek) [suuberood, severo, tööt] [N 25 (1964)] III-1-2, III-1-3