e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L372p plaats=Maaseik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
steunhoutjes tussen steel en balk bindstekken: bęnjstɛkǝ (Maaseik) Het schuine verbindingstuk tussen de steel en de dwarsbalk van de hooihark, dat ter versteviging van de hark in zijn geheel dient. Vaak ziet men twee van dergelijke steunhoutjes; vandaar de meervoudsvormen in de opgaven. Voor de verscheidenheid aan benamingen, zie ook de opmerking bij de het lemma ''dwarsbalk van de hooihark''. Zie voor de vork- en gaffel-benamingen de toelichting bij het lemma ''steel van de hooihark''. Zie ook afbeelding 11, c. [N 18, 92c] I-3
steunpaal voor opgeslagen hoogkar paal: pǭl (Maaseik) Lange steunpaal welke men plaatst onder de berries van een opgeslagen hoogkar. [N 17, 82] I-13
stiefdochter stiefdochter: steefdochter (Maaseik, ... ) De dochter van een tweede man of vrouw (stiefdochter) [N 115 (2003)] III-2-2
stiefkinderen stiefkinder: steefkenjər (Maaseik) stiefkinderen [ZND 11 (1925)] III-2-2
stiefmoeder stiefmoeder: stēfmōdər (Maaseik) stiefmoeder [ZND 11 (1925)] III-2-2
stiefouders stiefouders: steefawwers (Maaseik, ... ) De tweede man of vrouw van je moeder of vader (stiefouders) [N 115 (2003)] III-2-2
stiefvader stiefvader: stèffādər (Maaseik) stiefvader [ZND 11 (1925)] III-2-2
stiefzoon stiefzoon: steefzoeën (Maaseik, ... ) De zoon van een tweede man of vrouw (stiefzoon) [N 115 (2003)] III-2-2
stier duur: dø̄r (Maaseik), dø̜̄r (Maaseik), stier: stīr (Maaseik), var: var (Maaseik) Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15] I-11
stijf van vingers en handen stijf: steəf feŋərs (Maaseik) stijf, van vingers en handen gezegd [scheef] [N 10 (1961)] III-1-2