28541 |
stuifmeelkrans |
stuifmeelkrans:
stȳfmę̄lkrans (L372p Maaseik)
|
De groep cellen op een raat waarin het stuifmeel wordt opgeslagen. [N 63, 46b]
II-6
|
25138 |
stuifsneeuw |
fijne sneeuw:
feͅinə snî (L372p Maaseik),
fijne sneeuw.
feinə sniw (L372p Maaseik)
|
fijne stuifsneeuw, poolsneeuw [snipper- snipsneeuw] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
22362 |
stuiken |
kuiltjesmijten:
køylkə smejtə (L372p Maaseik)
|
Hoe worden (werden) de verschillende knikkerspelen genoemd? [N R (1968)]
III-3-2
|
22999 |
stuiken (stoten) |
stoten:
stoeĕte (L372p Maaseik)
|
Stuiken (= stooten). [Willems (1885)]
III-3-2
|
18061 |
stuipen |
begaving:
begoaving (L372p Maaseik),
begavingen:
begaovinge (L372p Maaseik, ...
L372p Maaseik),
stuipen:
stu-jpe (L372p Maaseik)
|
stuipen: De stuipen hebben: een aanval van stuipen hebben (stuipen, stuiptrekken, begaovings, spinneweven). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
25375 |
stuiptrekken |
snakken:
snakǝ (L372p Maaseik)
|
Als de slachter het dier geschoten en gestoken heeft, blijft het nog enige tijd spartelen ten gevolge van het onwillekeurig samentrekken der spieren. [N 28, 16; monogr.]
II-1
|
17642 |
stuitbeen |
staartbeen:
startbeͅiən (L372p Maaseik)
|
stuitbeen [gatschenk, stietje, startschroef] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25198 |
stuiven van droog zand of stof |
stuiven:
ət støyf (L372p Maaseik),
stuiven.
støyvə (L372p Maaseik)
|
beginnen te stuiven (er waait droog en fijn zand rond bij winderig weer] [stieven, smoren, mouwen, stobberen, stubbelen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
21377 |
stuiver |
vijf cent:
ps. omgespeld volgens Frings.
vei̯f seͅnt (L372p Maaseik),
vijf-centstuk:
ps. omgespeld volgens Frings. Boven de @ staat nog een dakje (^ deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen en heb alleen de @ omgespeld.
əvə vēi̯fseͅ^nt (L372p Maaseik)
|
stuiver, een ~ [5-centstuk] [stuiver, nikkel?]. Is er verschil in benaming tussen de oude nikkelen en de nieuwe bronzen stuiver? [N 21 (1963)]
III-3-1
|
33643 |
stuk grond |
stuk:
støk (L372p Maaseik)
|
Een stuk land, een perceel grond, in het algemeen. [N 27, 2a en 5; Vld.; N 11A, 106 add.; monogr.]
I-8
|